Ethiek in de (beroeps)praktijk

23 november 2021
Kennisbank

Lourens Posthumus

Dit artikel gaat over ethiek in de praktijk. Het maken van keuzes….. en wat daarvoor nodig is. Mensen worden op pad gestuurd om ‘klussen’ te doen, zonder dat zij het daarvoor benodigde gereedschap hebben meegekregen. Voor een lekkende kraan heb je een waterpomptang nodig. Voor het kunnen doen van een ethische keuze, een levensbeschouwing. Zo eenvoudig is het. In 2016 concludeerde het voormalig Bureau Integriteitsbevordering Openbare Sector (BIOS) na een eerste verkenning, dat universitaire studenten bestuurskunde niet ‘ethisch start bekwaam’ zijn als zij bij de overheid in dienst treden. Dit speelt niet alleen bij bestuurskunde. De opstellers van het rapport ‘Bildung, basis van beroepsethiek‘ geven aan dat echt onderzoek ontbreekt, maar dat de signalen zorgwekkend zijn. Ook in bachelor- en masteropleidingen bedrijfskunde en soortgelijke vakgebieden is er weinig aandacht voor moreel redeneren en de morele aspecten van topmanagers in de publieke sector. Volgens Joris Luyendijk zijn universiteiten die economie- en bedrijfskunde studenten opleiden, medeverantwoordelijk voor het morele systeem falen bij de banken. Het Financiële Dagblad constateerde dat ethiek bij fiscale opleidingen onvoldoende aandacht krijgt. 

Uit een onderzoek van Lieke van Stekelenburg, Fontys-docent en buiten promovendus aan de Vrije Universiteit, dat zij samen uitvoerde met de Universiteit van Humanistiek, blijkt dat het HBO te weinig aandacht heeft voor de ontwikkeling van een moreel kompas bij studenten. (*1) Zij merkt ook dat studenten het moeilijk vinden om te omschrijven wat een moreel kompas überhaupt is. De onderzoekers concludeerden zodoende dat het de studenten simpelweg ontbreekt aan een bekendheid met een moreel vocabulaire. Hun moreel professionele gedrag leunt dus niet op hun eigen morele identiteit, maar vooral op ‘externe’ verboden en richtlijnen die zijn vastgelegd in wetten, protocollen en professionele voorschriften.

Iedereen heeft impliciet of expliciet een levensbeschouwing

Ethiek dus. Ethiek gaat over gedrag, voortkomend uit overtuigingen en ideeën die bestaan op basis van het geweten, dat gekleurd wordt door de levensbeschouwing. Maar wat is dat laatste eigenlijk? Het wordt wel de diepste levensoriëntatie van een mens genoemd. Iedereen heeft impliciet of expliciet een levensbeschouwing. Zou dat niet zo zijn, dan zou de rode draad in het handelen en het denken ontbreken. Levensbeschouwing geeft je redenen om moreel te zijn (Theo A. Boer, 2003). Vorming van jongeren, betekent allereerst dat zij “zichzelf leren kennen en er achter komen wie zij zijn, wie ze willen zijn, wat zij belangrijk vinden, wat hen gelukkig maakt en waar ze goed in zijn. Daarom is het belangrijk dat jongeren de tijd en de ruimte krijgen om hun eigen identiteit verder te ontwikkelen. Dit is precies het domein van levensbeschouwelijke vorming. Het ontwikkelen van eigen normen, waarden, idealen en overtuigingen leidt tot het kennen en ontplooien ván de eigen identiteit. Door hun eigen identiteit te kennen en te weten wie ze zijn en wat hun normen en waarden zijn, kunnen jongeren als het ware een moreel kompas ontwikkelen dat hen richting geeft en dat hen kan ondersteunen in het maken van keuzes.” (Heijstek-Hofman, Van Dijk-Groeneboer en Van Amelsvoort 2020).

Ik weet dat er hierbij verlegenheid speelt. In extremis: hoe ga je als docent om met geradicaliseerde jongeren die in lessen levensbeschouwing hun sympathie betuigen aan Islamitische Staat? Eerder en elders heb ik geattendeerd op het praktiseren van het begrip Epoche: het opschorten van een oordeel. Waarmee gezegd wordt dat de houding van docenten amoreel dient te zijn. Zij spreken zich niet uit over goed en kwaad. Zij doen niets meer, maar ook niets minder dan de leerling / student kritisch over zijn eigen denken te laten nadenken, zonder er – naar die ander toe zelf iets van te vinden. De conclusies van die ander hoeven zij ook beslist niet te delen. Dat is niet aan de orde. Wel hebben zij, door voortdurend dóór te vragen, bewerkstelligt dat er een doordachte uitkomst is. Zij zijn als het ware wat een hulplijn is bij het toepassen van de stellingen van Pythagoras: een lijn die uitgegumd kan worden nadat de berekening is voltooid. De docenten zijn procesbegeleiders in een inter levensbeschouwelijke dialoog, waarin het komt tot een formuleren casu quo uitleggen door de leerling / student van de levensbeschouwing op grond waarvan verantwoorde, en dus te verdedigen ethische keuzes (kunnen) worden gemaakt.

De metafoor van de groep daklozen

Hetzelfde, maar nu als metafoor. Een groep daklozen kreeg de mogelijkheid om een huis te bouwen. Hoe dat huis eruit kwam te zien, maakte niet uit. De bouwmeesters waren daarin volkomen vrij. Zij bouwden en bouwden en bouwden, en op een gegeven moment waren de huizen klaar. Allemaal verschillende huizen. Tijdens de bouw, toen al duidelijk werd dat er geen huis gelijk was, hebben de bouwers daarover al gesproken en uitleg gevraagd aan elkaar. Waarom doe jij dit zus en dat zo? En op enig moment werden er ook wel aanpassingen gedaan, zodat het ene huis wat meer op een ander huis ging lijken. Maar allemaal hadden zij hun eigen huis; ze waren niet meer dakloos. In dit verhaal is de docent degene die de bouwmaterialen heeft aangeleverd.

Ik wil daar een opmerking van Yolanda Wanders aan toevoegen. Zij is afgezwaaid als directeur van de PI Vught, waar terroristen en de zwaarst beveiligde gevangenen van Nederland zitten. In een interview in de Volkskrant vertelt zij over de Terroristen Afdeling, waar gepoogd wordt extremistische gevangen op andere gedachten te brengen. Deradicalisering is een mooi woord, maar zij gelooft er niet in. Liever spreekt zij van disengagement: “Wat je denkt mag je zelf weten, zolang je maar met je poten van anderen afblijft.”

Opkomst en ondergang van de sociale welvaartsstaat

In een publicatie van het wetenschappelijk bureau van GroenLinks staat een recensie over het boek Vrijheid & Zekerheid – naar een sociaal ecologische samenleving. De schrijver Dirk Holemans is coördinator van de denktank Oikos en politicus voor de Vlaamse partij Groen. In zijn boek analyseert hij de opkomst en ondergang van de sociale welvaartsstaat in de jaren 50 tot 80 van de vorige eeuw. In deze periode bood de overheid steeds meer zekerheid en genoten de burgers toenemende vrijheid. De sociale welvaartsstaat luidde een nieuwe emancipatiegolf in. Linkse activisten maakten zich sterk voor een collectieve welvaartsstaat waarin iedereen, ook de minderheden, het recht op zelfontplooiing toekwam. Maar in de jaren 80 werden de westerse landen getroffen door een economische crisis waar links geen antwoord op had. De in de zeventiger jaren ingezette ontzuiling vond een vervolg in individualisering en liberalisering. In 1982 trad Ruud Lubbers met zijn eerste kabinet aan, dat een uitgebreid programma van bezuinigingen, loonmatiging, privatisering, deregulering die de liberalisering inzette. Het officiële devies was ‘meer markt, minder overheid’. Het werd en wordt tot op heden voortgezet door achtereenvolgende kabinetten Kok, Balkenende en Rutte.

Weinig mensen hebben het idee dat ze onderworpen zijn aan een ideologie

Het liberalisme stelt dat iedere mens vrij moet zijn om zijn of haar eigen levensopvattingen en levensdoelen te formuleren en te realiseren. De staat dient ertoe om deze vrijheid te beschermen. Het liberalisme is per definitie een politieke leer en geen alomvattende levensbeschouwing. Het is een leer die iedereen vrijlaat de eigen levensbeschouwing te kiezen (Claassen 2015). Klinkt goed, denk je dan. En ook: het liberalisme is een verhaal dat het goed doet op plekken waar het goed gaat. Welaan, de beginjaren negentig vormden een voortzetting van het economisch herstel uit de tweede helft van de jaren tachtig. In 1993 en 1994 kwam er een terugslag, waarna vervolgens geleidelijk een verbetering optrad (www.cbs.nl). En zo, sluipenderwijs, heeft het neoliberalisme als stroming binnen het liberalisme, na de politieke doorbraak zich bijna ongemerkt kunnen ontwikkelen. Want maar weinig mensen hebben het idee dat ze onderworpen zijn aan een ideologie.

Maar het mag dan geen levensbeschouwing zijn, het heeft wel een duidelijke wereldbeschouwing en een daaruit voortvloeiend even duidelijk mensbeeld. “Stel je voor dat er na een scheepsramp twee overlevenden zijn. Een stuk wrakhout kan één van hen redden. Volgens de filosoof Immanuel Kant verbiedt geen morele wet de twee voor hun leven te vechten. Met de mogelijkheid dat iemand om een niet pathologische reden, vanuit een boven ethische kern zijn leven geeft voor de ander, houdt de Kantiaanse ethiek geen rekening. Zo’n diepere kern, noem het liefde, of tot offer bereide beschaving, ontbreekt in het mensbeeld van de neoliberale maatschappij.” (Jan Greven in Trouw 2010). Ik verwijs naar het gedachtegoed van de Russisch-Amerikaanse schrijfster Ayn Rand, door Mark Rutte ooit geprezen als een ‘grote geest’ van het liberalisme. “Haar helden zijn krachtige individuen, die heel deugdzaam enkel aan zichzelf denken (*2).  Zij stond een laissez faire kapitalisme voor, waarin iedereen handelt op basis van rationeel eigenbelang .“ (Trouw, 2012). Het voortduren van de schrijnende situatie in het kamp Moria op Lesbos mag van dat alles een voorbeeld zijn.

We leven in een wereld van competitie en concurrentie. Het recht van de sterkste geldt. Degenen die geen succes hebben komen in de problemen. Als je faalt heb je dat aan niemand anders te wijten dan aan jezelf. Wie verzuipt heeft te weinig zijn best gedaan om te zwemmen. Mensen worden beoordeeld op basis van hun prestaties. De toeslagenaffaire heeft duidelijk gemaakt hoe machteloos burgers zijn. Kwetsbare mensen die vermorzeld worden door het systeem moeten maar zien hoe ze het gevecht tegen onrecht aangaan. Sociaal advocaten zijn de enigen die hulp bieden aan mensen die zichzelf niet kunnen redden. Voor Sander Dekker (minister van rechtsbescherming !!!!!) is zelfredzaamheid het toverwoord. Volgens hem kunnen mensen veel dingen zelf doen. Maar veel kwetsbare mensen aan de onderkant van de samenleving, die bijvoorbeeld laag geletterd zijn, of de Nederlandse taal onvoldoende machtig zijn, kunnen dat dus niet. Toch staat de sociale advocatuur al jaren onder druk door overheidsbezuinigingen.

Geesteswetenschappen zijn het ‘kind van de rekening‘ geworden

In 1985 verscheen de nota Hoger Onderwijs: autonomie en kwaliteit (HOAK). Minister Deetman vond dat de overheid zich te gedetailleerd met het onderwijs bemoeide. Er moest ‘inrichtingsvrijheid’ komen, en daarbij paste een terugtredende overheid. Drie jaar later volgde er een uitwerking van deze ‘HOAK’ voor het basis- en voortgezet onderwijs. Centraal daarin stond de ‘autonome school’. Zo kon elke school, gebruikmakend van zijn eigen kenmerkende punten, concurreren met andere scholen op basis van het meest wezenlijke criterium: de kwaliteit van het onderwijs. Deetman stelde een lump sum bekostiging voor, die kort daarna werd ingevoerd. Voortaan kregen de scholen geen geoormerkte gelden meer van de overheid, maar één zak geld die ze zelf mochten besteden. Uiteindelijk heeft dit ertoe geleid dat scholen werden beoordeeld op hun meetbare(!) prestaties. Ook het onderwijs werd meegenomen in de maalstroom van het vrijemarktdenken, iets wat overigens geldt voor de hele wetenschap. Als vandaag geld wordt aangevraagd voor onderzoek, moet het meteen toepasbaar zijn, iets opbrengen. En zo spreekt het als vanzelf dat de geesteswetenschappen het ‘kind van de rekening ‘ zijn geworden.

Dichter des vaderlands, Lieke Marsman zegt het in NRC d.d. 12 maart jl. zo: “Kunst en cultuur (*3) zijn gedegradeerd tot elitaire liefhebberij. Voormalig staatssecretaris Halbe Zijlstra (*4) bezuinigde 200 miljoen per jaar op cultuur. Minister Wiebes (*4) plaste daar triomfantelijk overheen en veroordeelde de kunstenaars tot de hobbykamer. Studenten Nederlands moesten plaatsmaken voor economie- en informatica-studenten en snel een beetje. Tekorten op de onderwijsbegroting van universiteiten werden gevuld door de ene na de andere talenstudie de nek om te draaien. En de volgende bezuinigingen op het hoger onderwijs zijn alweer uitgestippeld.”

In een opiniestuk in NRC haalt Bas Heijne Christiaan Madsbjerg aan, die in Filosofie in tijden van big data (2017) beschrijft hoe de samenleving zich gekeerd heeft tegen alles wat niet meetbaar, praktisch en winstgevend is: de geesteswetenschappen – vakgebieden die culturele producten onderzoeken zoals literatuur, geschiedenis, filosofie, kunst, maar soms ook psychologie en antropologie – zouden geen ‘maatschappelijke behoeften’ meer dienen.

Is het gek dat studenten bestuurskunde (maar niet alleen zij) niet ethisch start bekwaam zijn wanneer zij bij de overheid (of anders) aan het werk gaan? Nee, dat is een logisch gevolg van het feit dat ethiek niet of nauwelijks in het studie curriculum voorkomt. Mocht dat ooit anders zijn geweest, dan is het er nu wel wegbezuinigd.

Dat roept de vraag op hoe dat kon gebeuren. Als politiek kun je wel het onderwijs willen hervormen, maar er zal toch ook uitvoering aan de ideeën moeten worden gegeven. Een belangrijke component daarin is het idee van New Public Management, een managementfilosofie waarmee de golf van hervormingen in de publieke sector sinds de jaren 80 wordt aangeduid. Het resultaat is dat onderwijsinstellingen, maar ook zorginstellingen, culturele instellingen en andere publieke organen steeds meer via het marktmodel worden georganiseerd. Belangrijke gevolgen zijn de versterking van de managerscultuur, de sterke focus op competitie, het idee dat alles in de maatschappij meetbaar moet zijn, sturing op budget, en tenslotte een toename van de bureaucratie. Via New Public Management wordt de effectieve realiteit van het neoliberalisme over de hele wereld verspreid. Men komt het tegen in Europa, Azië, de Verenigde Staten, Latijns-Amerika en Sub-Sahara Afrika. Zowel het IMF als de Wereldbank hanteren het model van New Public Management in hun aanpassingsprogramma’s voor ontwikkelende landen (Dirx 2015).

Zonder levensbeschouwing wordt ethiek stuurloos

Terug naar ethiek. Ethiek wordt gekleurd door de levensbeschouwing. Ethiek is een uiting van levensbeschouwing. Zonder levensbeschouwing wordt ethiek stuurloos en dreigt zij cynisch te worden (Boer a.w.). In 1993 verscheen het boek ‘Het bedachte leven’ van de Amsterdamse hoogleraar ethiek, Trudy van Asperen. Daarin constateert zij niet alleen een toegenomen aandacht voor ethische kwesties, ook op maatschappelijk en politiek niveau. Maar tevens een eenzijdigheid in de politieke discussie: beslissingen worden wel ethisch genormeerd, maar losgeraakt van levensbeschouwelijke uitgangspunten.

De analyse van Van Asperen loopt opmerkelijk parallel met de situatie in het onderwijs: een feitelijke tendens om ethiek naar voren te halen ten koste van levensbeschouwing – in beperkte zin verstaan als zingeving en een toenemende meer pragmatische, objectiverende en rationele benadering van de ethiek. Een ontwikkeling waarbij een aantal vraagtekens gezet kunnen worden. Hoe wordt bijvoorbeeld ethiek gefundeerd? Wat de discussie bemoeilijk is, dat men naar de vooronderstellingen van mensen die ontkoppeling van ethiek en levensbeschouwing voorstaan in de meeste gevallen slechts kan gissen. (…) Ethiek wordt herleid tot een soort ‘techno-ethiek’: ethiek als een kunstje, als formule. Of ethiek wordt opgevat als een primair rationele aangelegenheid waarbij alleen logische argumentatie telt en emoties en intuïties slechts zijdelings een rol spelen (*5). Opvallend daarbij is de enorme verschraling tot logisch en argumentatief (leren) redeneren. In de moraalfilosofie wordt dit geborneerde rationele standpunt juist fundamenteel aangevochten (jansimons.nl).

Ethiek in de zorg

In Ethiek in de zorg – nieuwsbrief 7, worden de resultaten gepubliceerd van een tweejarig onderzoek naar de normen en waarden van het topmanagement in de zorg. De constatering is dat levensbeschouwing en ethiek steeds meer ontkoppeld raken. Ethiek wordt daarbij van beduidend groter belang geacht dan levensbeschouwing. Voor de beleidsbepaling op het gebied van morele kwesties in de primaire zorg speelt levensbeschouwing nog wel een pregnante rol, hoewel ethische argumentaties op zichzelf ook daar dominanter zijn. Overigens moet er wel onderscheid gemaakt worden tussen het doorwerken van levensbeschouwing en ethiek in de strategische beleidsvorming van een organisatie en in de persoonlijke beslissingen van directeuren. Ook al geven respondenten aan zich steeds minder expliciet gebonden te voelen aan een levensbeschouwing, persoonlijke levensbeschouwelijke opvattingen blijken wel degelijk van belang bij hun beslissingen in de managementpraktijk. Waar ethiek steeds meer los verkrijgbaar lijkt, ontkoppeld van formele levensbeschouwelijke en godsdienstige stromingen, geldt dat blijkbaar ook voor de persoonlijke overtuigingen van topmanagers in de zorg. Ook al zijn die levensbeschouwelijk geïnspireerd, ze zijn voor alles persoonlijk.

De ontkoppeling van ethiek en levensbeschouwing heeft organisatorische effecten. Om bepalende waarden en normen in een organisatie op elkaar af te stemmen is een verwijzing naar levensbeschouwelijke oriëntaties in de samenleving voortaan niet meer afdoende. In plaats daarvan wordt de organisatie afhankelijk van de opbouw van interne betekenissystemen voor de beleidsvorming. De zorgvisie en met name de cultuur van de organisatie worden door de directies gepresenteerd als de belangrijkste gedeelde oriëntatiebronnen ter bepaling van de relevante waarden en normen in de organisatie. De waarden van de cultuur zijn toegespitst op ideaalbeelden van de organisatie, de onderlinge verhoudingen in de organisatie en op de persoonlijke kwaliteiten van de medewerkers.

Samenvatting

Levensbeschouwelijke stromingen worden steeds minder belangrijk als formeel organisatieprincipe in de zorg. De ontzuiling heeft zich doorgezet. In plaats van op een levensbeschouwing sturen directeuren op de waarden uit de zorgvisie maar vooral op de cultuur van de organisatie. Voor beslissingen in hun eigen managementpraktijk zijn persoonlijke levensbeschouwelijke overtuigingen wel van aanzienlijk belang.

Viel daar het woord organisatie? Ruud Kaulingfreks is filosoof, managementtrainer en docent kunstfilosofie. Hij stelt dat organisaties nooit los kunnen worden gezien van mensen, omdat zij een product zijn van menselijke interactie, en als zodanig niet veel meer dan een mentale constructie. Hij vergelijkt organisaties met het monster van Frankenstein, hoofdfiguur uit de gelijknamige roman van Mary Shelley. Haar verhaal moest fungeren als een allegorie die de mensen ervoor waarschuwt dat, als we niet uitkijken, de technologie niet een dienaar van de mensheid maar een monster schept, dat ons terroriseert en wellicht vernietigt. Een creatie van de menselijke geest, zoals het leven dat doctor Frankenstein schept uit een lijk, dat zich tegen zijn schepper richt, met tragische gevolgen.

Ook organisaties zijn een eigen leven gaan leiden en hebben de makers overvleugeld. Zelfs zo, dat ze het beheersend element in het leven van mensen zijn geworden. Polemiserend zouden we – nog steeds volgens Kaulingfreks – kunnen zeggen dat de mens inmiddels het product van organisaties is geworden, omdat we ons leven laten leiden door wat we verwachten dat de organisatie van ons zal verwachten. (Gunstige Vooruitzichten, 1999). Daaraan wordt uitdrukking gegeven in holle retoriek als “de organisatie vraagt van ons…” De organisatie vraagt niets. Het is een opmerking die wordt gemaakt door een zelf veronderstelde intermediair tussen de mentale constructie en de werknemers: de manager als de uitvoerder van het New Public Management. De analogie met God, mijnheer pastoor en de gelovigen, is evident. Een blinde vlek in dit organisatiedenken is de leidingGEgevene, de ondergeschikte. Hij is een resource, weliswaar een human resource, maar niet meer en niet minder dan een hulpbron, middel, rijkdom van en voor anderen, zoals het woordenboek aangeeft als vertaling van resource.

Er is onvoldoende aandacht voor (beroeps)ethiek in voortgezet-, hoger- en wetenschappelijk onderwijs. Ethiek is een uiting van levensbeschouwing casu quo het moreel kompas. Beslissingen zijn wel ethisch genormeerd, zoals dat wordt gepraktiseerd in het New Public Management, maar losgeraakt van levensbeschouwelijke uitgangspunten. De NPM-cultuur heeft een sterke focus op competitie, meetbaarheid, sturing op budget en toename van bureaucratie. In plaats van op levensbeschouwing wordt er gestuurd op de cultuur van de organisatie. Organisaties zoals hier bedoeld, zijn mentale constructies die een eigen leven zijn gaan leiden, met alle gevolgen van dien. Het roer moet om!

1. Geesteswetenschappen, zullen (weer) een prominente plaats moeten krijgen in het curriculum.
2. Er moet een (her)koppeling komen tussen ethiek en levensbeschouwing.
3. Het in ‘Den Haag ‘ toch al op zijn retour zijnde New Public Management zal plaats moeten maken voor het zogenaamde dienend leiderschap.
4. Organisaties moeten maatschappelijk verantwoord ondernemen met het Rijnlandse denken als leidraad.
5. In het leven van veel jongeren ontbreekt een betekenis gevend kader dat hen helpt bij het maken van keuzes. Het is daarom noodzakelijk om levensbeschouwing als een verplicht vak op te nemen in de curricula van basis- en voortgezet onderwijs. Daarin gaat het om het vormen van een moreel kompas vanuit het eigen levensbeschouwelijk kader van de leerling casu quo de student. Dit als ‘bouwsteen’ voor een bezig zijn met (beroeps)ethiek tijden een HBO- of Wetenschappelijke opleiding.



  • Dina-Perla Portnaar

    Hi Lourens,

    Heb het verhaal aandachtig gelezen. Mooi. Ben het totaal niet eens met: “het opschorten van een oordeel. Waarmee gezegd wordt dat de houding van docenten amoreel dient te zijn. Zij spreken zich niet uit over goed en kwaad. Zij doen niets meer, maar ook niets minder dan de leerling / student kritisch over zijn eigen denken te laten nadenken, zonder er – naar die ander toe zelf iets van te vinden.” In een notendop: dat werkt niet. Aan het huis bouwen, onder andere met dak en al, gebeurt niet door amoreel te zijn.

    Sterker nog, als ik uitzoom, vind ik het onvoorstelbaar dat we in Nederland en elders tegenwoordig inburgeringscursussen hebben, maar geen verplichte cursussen voor gesloten gemeenschappen waarin dit soort radicalisering gecultiveerd wordt.

    Nu kom ik niet uit een gesloten gemeenschap waar terroristen uit voortvloeien die een bedreiging zouden kunnen vormen voor het collectief, maar wel uit een kern waarin fundamentalisme kan voorkomen.

    Ik zou je graag een beetje willen uitdagen in een paid media production, namelijk The Integrity Talks,

    Dina-Perla

Plaats uw reactie

Your email address will not be published. Required fields are marked *