Wat is economie toch een wrede wetenschap (voor bankiers …)

22 augustus 2016

Stefan Duchateau
Het toezicht op de risico’s van banken is nu grotendeels toegewezen aan de desbetreffende diensten van de ECB, zoals dat hoort om deze controle zo objectief mogelijk te laten verlopen. Maar de meting van financiële risico’s is nu eenmaal geen eenvoudige kwestie en de meetinstrumenten hiervoor zijn erg gevoelig voor de onderliggende veronderstellingen die worden gemaakt. Het veelvuldig gebruikte Value-at-Risk maatgetal voor marktrisico’s bleek zo in 2007-2008 misleidende informatie te verstrekken omdat de gebruikte meetlat werd toegepast in omstandigheden die hiervoor niet geschikt waren. Vandaar dat iedere risicometing nu ook verregaande stress testen dient te bevatten. Een lovenswaardig initiatief maar het uitgangspunt is “to think the unthinkable”. Zodra je deze doelstelling bereikt, vereist dit vernieuwende creatieve inspanningen om telkens opnieuw de bereikte limieten te verleggen. Waar een stress test precies moet eindigen, weet je dus nooit zodat je dus nooit met zekerheid mag stellen of alle risico’s nu adequaat in kaart zijn gebracht. Maar er zijn een paar hints waarmee de kans op goede stresstesten aanzienlijk wordt verhoogd. Ik diep even mijn cursus risicobeheer uit het jaar 2000 op. Opgesteld in tempero non suspecto dus …

Een goede stresstest blijkt aan een vijftal principes te moeten voldoen.
What makes a good stress test?
The goal of stress testing is to uncover potential concentrations and make risks more transparent. Good stress tests should therefore:
(A) be relevant to current positions and (B) consider changes in all relevant market rates,
(C) examine potential regime shifts and (D) spur discussion ,
(E) consider market illiquidity and finally (F) consider the interplay of market and credit risk
De eerste stress testen die na het debacle van 2008 werden opgelegd, voldeden duidelijk niet aan (A). Men beschouwde immers enkel de tradingpositie van banken en niet de investeringsportefeuille van de banken (waarin veruit de grootste risico’s verscholen zaten). De doelstelling hierbij was overigens nogal doorzichtig. Enkele maanden na de zwaarste inslagen van de crisis had de Amerikaanse overheid immers vrij verregaande testen opgelegd aan haar bancaire systeem en vrij accuraat de kapitaaltekorten weten af te lijnen waarna de nodige maatregelen werden getroffen en het vertrouwen in het financiële systeem relatief snel terugkeerde. Vooral dat laatste stond hoog in het lijstje van de ECB zodat men besloot het spaarders- en beleggerspubliek niet onnodig te verontrusten en zich beperkte tot die posities die deze doelstelling hielpen te ondersteunen. Op kop van de meest betrouwbare banken prijkten 3 Ierse banken die echter snel nadien in bijzonder zwaar weer terechtkwamen. De achillespees van het Ierse bancaire systeem bevond zich immers in de lokale vastgoedsector die niet in de trading- maar in de investeringsposities van de banken terug te vinden was (vooral via verstrekte hypotheekleningen). Het vertrouwen in de financiële instellingen vond dan ook weinig baat van een dergelijk doorzichtig manoeuvre. Een jaartje of zo later werden de tweede stress testen georganiseerd waarbij natuurlijk principe (A) nu wel goed in de gaten werd gehouden. Maar (B) niet …
Men legde immers gesimuleerde renteschokken op, zonder de correlatiepatronen tussen de diverse rentevoeten te wijzigen. De bewegingen van de Europese rentetarieven op zich hebben immers niet zo’n grote impact want meestal worden zij afgedekt met zeer efficiënte, goedkope en uiterst liquide renteswaps (IRS) die dan ook massaal op alle balansen van banken terug te vinden waren. Maar het uiteenlopen van de rentetarieven tussen de Europese landen werd onvoldoende in kaart gebracht. Vandaar dat een Belgische bank helemaal bovenaan het lijstje stond te prijken om vrij snel nadien in een diepe afgrond te storten toen de Italiaanse en Spaanse rentevoeten naar boven schoten op hetzelfde moment dat de Duitse tarieven ongezien diepe dalen begonnen op te zoeken.
De tweede stress testen voldeden niet aan beginsel (B) maar ook niet aan (D), want iedereen werd nu vriendelijk verzocht om op te houden met zeuren … Maar vooral het ostentatief negeren van principe ( C) had uiterst kwalijke gevolgen. Hiermee wordt men immers verplicht om zich weg te bewegen van veronderstelde correlatiepatronen tussen de rentetarieven tussen verschillende landen en eens de impact van een ander scenario te berekenen. Dit was overigens één van de belangrijkste lessen uit de voorafgaande crisis van LTCM in 1998.
Derde keer, goede keer. Een allesomvattende oefening met wijzigende correlatiepatronen en economische schokken die werden toegepast op de totale positie van de Europese banken. Streng maar (redelijk) rechtvaardig maar met iets te weinig nuance. De meest recente Europese bancaire test gaat verder op deze weg, maar is maar een light versie van de vorige. Dat is zeker begrijpelijk omdat men maar enkel tussentijdse bewegingen in kaart wenste te brengen. De financiële markten reageerden eerst relatief enthousiast op de bekendgemaakte resultaten (want zij houden nu eenmaal van resultaten die in de lijn van de verwachtingen liggen en zien het graag wanneer de usual suspects met de vinger worden gewezen).
De stemming sloeg echter vrij snel om. Het basisprobleem van de Europese bankensector is immers niet haar solvabiliteit – want dat blijft een subjectieve kwestie – en momenteel ook niet haar liquiditeit, maar wel de rendabiliteit op lange termijn. De rentemarges op kredieten kunnen onvoldoende worden benut door de restrictieve politiek van de regelgever terwijl de opbrengsten op staatsobligaties en interbancaire plaatsingen naar nul (of lager ) worden gedreven maar de vergoeding aan de spaarders niet meer lager kan en op een wettelijke limiet is gebotst. Enkel financiële instellingen die weg geëvolueerd zijn van het traditionele transformatiemodel en zich zijn gaan specialiseren in activiteiten die losstaan van de omzetting van spaarmiddelen op korte termijn in relatief risicoloze investeringen op lange termijn, kunnen nog boven de verwachting scoren.
Banken die echter slechts mediocre resultaten afleveren, kunnen vandaar hun kapitaal niet aanvullen met winst reservering en zullen een beroep moeten doen op de kapitaalmarkten, waardoor de bestaande aandeelhouders worden verwaterd en de koersen dalen … In een krampachtige poging dit laatste te voorkomen, wordt er dan maar gepleit om de spaarders niet langer te ontzien.
Wat is economie toch een wrede wetenschap (voor bankiers …)
De auteur, Stefan Duchateau, is hoogleraar risicomanagement bij de KU Leuven (Campus Brussel). 

Plaats uw reactie

Your email address will not be published. Required fields are marked *