Gerald Santing: “De mate van toezicht uitoefenen is absoluut niet waardevrij”

15 januari 2020
Kennisbank

Michel Klompmaker

Tijdens de “Buitenkamer” bijeenkomst van eind vorig jaar gaf Gerald Santing een interessante presentatie over gedragstoezicht in de financiële sector. Hij begon met een korte uiteenzetting over zijn loopbaan waarin hij verschillende functies in de financiële sector heeft vervuld.  Belangrijk kenmerk van  de financiële sector is volgens Santing dat de klanten niet echt met empathie worden omarmd, zij worden gezien als dossiers en afnemers van (harde) financiële diensten en daarbij verwees hij naar een citaat van Bertold Brecht wat wel past bij de mentaliteit, de houding en de cultuur in de financiële wereld, namelijk  “Der Mensch ist gar nicht gut, D’rum hau Ihn auf den Hut”.  Met zijn werk wil Brecht ons een spiegel voorhouden, hij wil de maatschappelijke structuur zichtbaar maken en laten zien dat die niet onveranderlijk is. Met andere woorden, als we het willen, dan kunnen we een betere, meer rechtvaardige wereld maken, maar dan moeten we het wel willen. 

Gerald Santing begon met de uitleg over het Twin Peaks model, het model dat oorspronkelijk uit Australië afkomstig is. In de praktijk is er daardoor meer focus op gedragstoezicht, hoewel het prudentiële toezicht in het algemeen leidend is; hij nam ons mee in de taakverdeling tussen De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Wie doet wat in het huidige toezichtmodel. Zo is de DNB in Nederland primair verantwoordelijk voor het prudentieel toezicht, de financiële robuustheid van de financiële instellingen en de stabiliteit van de financiële sector. De AFM daarentegen is primair verantwoordelijk voor het toezicht op het gedrag van de financiële actoren, maar  ook de accountants hebben te maken met de AFM net als de marktpartijen in effecten en derivaten. Als gevolg van de verschuiving van het toezicht op de systeembanken van Nederland naar Frankfurt heeft DNB zich ook gemengd in het toezicht op gedrag en cultuur, hetgeen niet bij iedereen in goede aarde is gevallen.

Wat is er veranderd sinds de jaren negentig? 

Veel is er veranderd natuurlijk, denk daarbij aan het scala van nieuwe technologische mogelijkheden, maar fundamenteel zijn er die bewegingen geweest naar all-finance (bankverzekeraars) en weer terug, van klant naar financieel product, de inzet van leveraging, de komst van gestructureerde producten zoals CDO’s etc.., flash trading en voor wat betreft het toezicht is men gegaan van zelfregulering naar toezichthouders. Volgens Santing is er in die periode ook sprake geweest van gebrek aan kennis in de top van de financiële instellingen. Ook qua toezicht is er het een en ander veranderd. De scheidsrechter heeft plaatsgemaakt voor de VAR.

Een aantal zaken ziet Santing nog niet veranderen. In plaats van dat het toezicht zich richt op het bestrijden van de echte problemen uitgaande van risicobeheersing, ziet hij dat er vaak toezicht plaatsvindt op basis van middelen en meetbare resultaten (performance budgetting). Er zijn eigelijk drie vragen die je aan de toezichthouder zou moeten stellen: Waar was je? Wat zag je? Wat deed je? / Waarom deed je niets?  Santing vervolgt met de opmerking dat de mate en de invalshoek van het toezicht absoluut niet waardevrij is.

Aanpassing van het toezicht als gevolg van de financiële crisis

De financiële crisis heeft tot een aanpassing van het toezicht geleid. Het toezicht dat oorspronkelijk deels op vertrouwen en open normen was gebaseerd is na de crisis meer  ‘rule based’ geworden, met de focus op de juiste implementatie van Wet- en regelgeving waarbij het vertrouwen in de instellingen leek te zijn verdwenen, niet alleen in de media en bij het grote publiek, maar ook bij veel politici. Financiële instellingen hebben zich hierop anders ingericht en een verscherping aangebracht in de wijze waarop ze aan Wet- en regelgeving voldoen. Het oorspronkelijk toezicht gebaseerd op  ‘principle based’ is op de achtergrond gedreven. Elk principe wordt door een zogenaamde  ‘guidance’ ingevuld met als gevolg dat het toezicht daarmee ‘rule based’ wordt. Komt daarbij dat het aantal toezichthouders internationaal gezien is toegenomen, waarbij sommigen spreken van een  ‘Balkanisation’ van het toezicht. Feit is dat het voor onder toezicht staande instellingen die in meerdere landen opereren niet mee valt om aan de vaak zeer verschillende toezichteisen te voldoen.

Daar is in Nederland in overleg  met de sector nog iets heel speciaals ontstaan, namelijk de bankierseed. Ik heb zelf verschillende collectieve sessies meegemaakt waar de bankierseed werd afgenomen, in principe op een serieuze manier, maar toch… Heb velen horen gniffelen en fluisteren over een poppenkast.

Gerald Santing: “De bankierseed gaat uit van een maatschappelijke verantwoordelijkheid van de financiële instellingen. Voor sommige geldt dat wel maar voor andere, bijvoorbeeld investment banks en traders, geldt dat niet of nauwelijks. Wellicht is het beter weer een soort Postbank te starten voor de basisfuncties”

Effectiviteit toezicht moeilijk meetbaar

De effectiviteit van het toezicht is lastig te meten. Zeker is dat er steeds meer van de onder toezicht staande financiële instellingen wordt gevraagd. Dat leidt tot hoge kosten en een forse inzet van middelen waarbij het a priori duidelijk zou moeten zijn dat het onmogelijk is om, bijvoorbeeld, alle transacties op witwassen te beoordelen.

Santing: “Het zou interessant zijn om te onderzoeken in hoeverre het toezicht daadwerkelijk nog  ‘problem solving’ is; dat wil zeggen gericht op het oplossen van een belangrijk en duidelijk probleem. Wellicht dat de wetenschap daar bij zou kunnen helpen. Het is aan te bevelen om vervolgstappen te zetten om de lastig te meten effectiviteit van het toezicht eens nader te belichten en te kijken welke onderzoeken nodig en mogelijk zijn.”

Plaats uw reactie

Your email address will not be published. Required fields are marked *