Stefan Duchateau

Stefan Duchateau

Professor Risk Management

Reis rond de financiële wereld

07 april 2016

Eerst even terugblikken op de evolutie sedert januari 2012. Vanuit Europees perspectief vormden Amerikaanse aandelen (veruit) het beste beleggingsperspectief, gemotiveerd door de ontwikkeling van bedrijfsresultaten, de muntappreciatie en verder gesteund door dalende rentetarieven en risicopremies. Europese aandelen moesten al medio 2015 afhaken omwille van een uitblijvend herstel van de groei, ondanks de agressieve monetaire stimulansen die de obligatiekoersen naar ongeziene recordniveaus brachten.

De beurzen van de groeilanden kenden slechts een zeer matig succes, voornamelijk als een gevolg van de dalende grondstoffenprijzen en de erg matige evolutie van de industriële activiteit op wereldvlak. De Amerikaanse beleidsrente werd zoals verwacht verhoogd tot 0,5 % in een poging om een eventuele stijging van de lonen af te remmen. De beleidsrente van de ECB diende verder te worden verlaagd om de economie op een hoger groeipad te krijgen. Alle alternatieven van kredieten dienen maximaal te worden ontmoedigd.
De Amerikaanse loonstijgingen zorgden voor een onverwachte en onaangename (opwaartse) verrassing in januari 2016 maar kenden intussen een neerwaartse correctie op deze plotse opstoot die onwillekeurig de herinnering opriep aan de situatie in 2004. De Fed diende toen met 17 opeenvolgende verhogingen haar beleidsrente aan te passen aan de inflatie en vormde hiermee de voedingsbodem voor de crisis van 2007/2008. Deze vrees lijkt vooralsnog onterecht.
De lange termijn rente blijft intussen gevangen in een neerwaarts kanaal dat sterk vergelijkbaar is met de Japanse situatie 10 jaar geleden. De lage inflatie- en groeiverwachtingen, in combinatie met de beperkte aangroei van de arbeidsbevolking, leiden in Europa tot een extreem lage lange termijn rente. Dit niveau wordt nog verder gedrukt door het agressieve QE-programma van de ECB. Alleen de lange termijn rente in de VS weet zich uit dit kanaal te houden maar bevindt zich tevens op historisch lage niveaus die echter nog overeenstemmen met de huidige verwachte inflatie en reële groei.
De vooruitzichten inzake de wereldgroei lijken zich zeer traag te verbeteren. De prijzen voor koper en olie klimmen geleidelijk weg van hun gedeprimeerde niveaus. De bewegingen zijn echter nog niet overtuigend. De olieprijzen zijn daarenboven minder betrouwbaar als indicator vermits deze kunstmatig naar beneden werden gedrukt door bewuste overproductie om de exploitatie van schaliegas in de VS fundamenteel te ontmoedigen.
Wereldwijd wijzen alle industriële indicatoren op een aanhoudend zwakke conjunctuur. Enkel in de VS lijkt de tendens enigszins te keren. Deze Amerikaanse trendbreuk mag echter niet te abrupt verlopen om de kansen op verdere loonstijgingen in de VS niet te laten toenemen want hierdoor zal de Fed zich geroepen voelen om haar beleidsrente versneld op te trekken. De diverse Amerikaanse indicatoren duiden op een uiteenlopende conjunctuur tussen de behoorlijk presterende binnenlandse dienstensector en de (vertragende) industriële sectoren. Deze vorkbeweging lijkt echter voorbij waarbij de dienstensector stabiliseert op een houdbaar niveau en de industrie lijkt te kunnen hernemen. De combinatie van beide indicatoren geeft het verwachte groeipad aan van het Amerikaanse BBP, dat zich momenteel rond 1,5 % bevindt. Op zich vormt dit een positief uitgangspunt vermits hieruit kan worden afgeleid dat de bedrijfsresultaten een hoger groeipad kunnen kiezen. Een te snelle ommekeer in de conjunctuur kan de Fed echter tot versnelde rentestijgingen verplichten.
Als prognose op de ISM-cijfers voor de totale Amerikaanse industrie worden (meestal) de eerder gepubliceerde cijfers voor New York en Philadelphia genomen. Hieruit blijkt een eerste indicatie voor een scherpe opwaartse trendbreuk. De extrapolatie van deze cijfers naar de totale economie is momenteel echter problematisch vermits beide vooruitlopende indicatoren minder blootstelling hebben aan olie- en gasexploitatie. Toch durven we hier minstens uit concluderen dat het dieptepunt inzake de industriële evolutie achter de rug lijkt. Deze ontwikkeling laat echter opnieuw de discussie opladen over het opwaartse pad van de Amerikaanse beleidsrente.
Het blijft intussen zoeken naar statistische indicatoren die in China wijzen op de eerste tekenen van economisch herstel in de industriële sectoren. Het Caixin-conjunctuurrapport blijft alleszins regionen opzoeken die eerder op groeivertraging dan op -versnelling wijzen, ondanks de agressieve interventies van de Chinese centrale bank. Wellicht is het nog te vroeg om reeds de vertaling te zien van de rentedalingen in substantiële verbeteringen maar erg lang mag dit toch niet meer duren, omdat de inflatie en huizenprijzen opnieuw beginnen op te lopen. Intussen kan er wel enige verbetering gemerkt worden in de transportvolumes (per trein). Deze indicator geldt als sterk vooruitlopend op de industriële activiteit.
De verschillen tussen de Europese overheidsobligaties en Duitsland (telkens berekend op looptijden van 10 jaar) stabiliseren op houdbare niveaus. De ontwikkeling van de reële effectieve wisselkoersen, als maatstaf voor de onderlinge verschillen in efficiëntie, geeft aan dat de economische en financiële verschillen tussen de diverse lidstaten niet verder toenemen en bij de meest problematische landen in goede zin evolueren. Ook de ontwikkeling van de handelsbalans van de lidstaten laat een stabilisatie van het eurozone risico toe.
Uitgedrukt in euro bieden de verwachte bedrijfsresultaten voor het volgende jaar een weinig bemoedigend beeld. Dit verklaart vanzelfsprekend mee de relatief zwakke beursevolutie van de laatste maanden. Alle hoop is hierbij gericht op een herneming van de industriële activiteit in de VS, een duurzaam herstel van de groei in de eurozone en een trendbreuk in de ontwikkeling van de Chinese industriële groei.
Binnen Europa treden er merkwaardig grote verschillen op in de ontwikkeling van de verwachte bedrijfsresultaten maar de meest recente evolutie wijst op een veralgemeende verzwakking, hetgeen de noodzaak aan doorgedreven, agressieve monetaire stimulansen ten volle illustreert. Enkel Duitsland kan op een relatief hoog niveau stabiliseren. Zweden en België leverden lovenswaardige inspanningen maar verliezen terrein omwille van de aanhoudende zwakte op de internationale exportmarkten.
De verwachte bedrijfsresultaten in de BRIC-landen blijven op een alarmerend laag peil. Enkel India weet zich in deze context relatief stabiel te houden. India heeft immers (veel) baat bij dalende prijzen voor grondstoffen, in tegenstelling tot Brazilië en Rusland en diende de industriële component van haar economie niet af te koelen om demografische redenen (integendeel!), in tegenstelling tot China. De evolutie van de verwachte bedrijfswinsten kan in China onvoldoende vertrouwen uitstralen, zodat we ons blijven beperken tot consumptiegerelateerde waarden en enkele waarden die gericht zijn op infrastructuur.
Mogelijke Brexit
De toenemende kansen op een Brexit wegen momenteel het zwaarst door op de wisselkoers van het Britse pond. Deze correctie voor de wisselkoers kwam niet ongelegen want hiermee kon de concurrentiepositie enigszins worden hersteld. Een verdere verslechtering moet echter worden vermeden zodat de Britse centrale bank (tijdelijk?) zal moeten interveniëren met rentestijgingen en/of interventies. Het is echter nog te vroeg om nu al manifeste financiële posities in te nemen om te anticiperen op een Brexit.
De Britse aandelenbeurs wijkt pas in de laatste weken opvallend af van de ontwikkeling van de aandelenmarkt van de eurozone. Dit weerspiegelt enerzijds de gestegen kansen op een Brexit maar anderzijds ook de vrees voor een (tijdelijke) stijging van de Britse beleidsrente. Alleszins gaat de Britse beurs een periode van toenemende onzekerheid tegemoet en dat is van aard om hogere risicopremies op te leggen, hetgeen de Britse beurs vanzelfsprekend weinig van steun is. Toenemende spanningen rond Brexit, maar deze zijn nog niet bepalend voor het beurssentiment, met afnemende vrees voor een recessie in de VS met licht oplopende inflatie en toenemende kansen op een herstel van de industriële activiteit in de VS, maar met aanhoudende industriële zwakte in de eurozone en China.
 

Plaats uw reactie

Your email address will not be published. Required fields are marked *