Recente stresstest laat zien dat bankenstelsel in het eurogebied bestand is tegen lastig macro-economisch scenario

03 augustus 2021
Kennisbank

De Europese Centrale Bank (ECB) heeft onlangs de resultaten van de stresstest van 2021 gepubliceerd. Daaruit blijkt dat het bankenstelsel in het eurogebied bestand is tegen ongunstige economische ontwikkelingen. De tier 1-kernkapitaalratio (Common Equity Tier 1 – CET1-ratio) van de 89 banken in de stresstest zou met gemiddeld 5,2 procentpunt dalen van 15,1% naar 9,9% als ze te maken zouden krijgen met een stressperiode van drie jaar die wordt gekenmerkt door lastige macro-economische omstandigheden. De CET1-ratio is een essentiële maatstaf voor de financiële gezondheid van een bank. De 89 banken uit het rapport vallen allemaal onder het toezicht van de ECB. De groep bestaat uit 38 banken uit het eurogebied die deel uitmaken van de EU-brede stresstest onder leiding van de Europese Bankautoriteit (EBA), naast nog 51 middelgrote banken in het eurogebied. Samen vertegenwoordigen ze iets meer dan 75% van de totale bankactiva in het eurogebied.

De gemiddelde CET1-ratio voor 89 banken onder het toezicht van de ECB komt uit op 9,9% in het ongunstige driejaars scenario. Dat is een daling met 5,2 procentpunt ten opzichte van het uitgangspunt van 15,1%. De EBA heeft de resultaten gepubliceerd van de afzonderlijke banken die aan de EU-brede stresstest deelnemen. In die resultaten zijn ook gedetailleerde gegevens te vinden voor de 38 banken uit het eurogebied in de steekproef. De ECB heeft vandaag voor de eerste keer ook bepaalde informatie voor de 51 middelgrote banken gepubliceerd die niet tot de EBA-steekproef behoren.

De stresstest is geen oefening waarvoor een bank kan zakken. Er zijn voor de exercitie dan ook geen drempels gedefinieerd die een bank al dan niet kon halen. De bevindingen van de stresstest maken daarentegen wel deel uit van de lopende toezichtsdialoog. De banken stonden er bij de aanvang van de exercitie beter voor dan drie jaar geleden, al was de kapitaalafname op het niveau van het bankenstelsel hoger. De reden was dat het scenario ernstiger was dan het scenario dat in de stresstest van 2018 is gehanteerd.

De gemiddelde totale kapitaalafname van 5,2 procentpunt kan als volgt worden uitgesplitst. Voor de 38 banken die door de EBA zijn getoetst daalde de gemiddelde CET-ratio met 5 procentpunt, van 14,7% naar 9,7%. Bij de 51 alleen door de ECB getoetste middelgrote banken nam het kapitaal gemiddeld met 6,8 procentpunt af, van 18,1% naar 11,3%. De belangrijkste reden voor het verschil in de kapitaalafname bij het ongunstige scenario is dat de middelgrote banken in die periode van drie jaar hun nettorentebaten, nettobaten uit vergoedingen en provisies en handelsinkomsten sterker zien dalen.

Uit de resultaten blijkt bovendien dat kredietrisico de eerste belangrijke bepalende factor voor kapitaalafname is, omdat de economische schok in het ongunstige scenario tot kredietverliezen leidt. Ondanks de algehele weerbaarheid van het bankenstelsel heeft de coronapandemie nieuwe uitdagingen met zich meegebracht. Banken moeten er dan ook voor zorgen dat ze het kredietrisico naar behoren meten en beheren.

Voor een deel van de banken fungeerde marktrisico als de tweede belangrijke aanjager van de kapitaalafname. Veel financiële producten moesten volledig worden geherwaardeerd; dat bleek de grootste afzonderlijke factor bij het marktrisico. Vooral de grootste banken hadden hier last van, omdat ze meer blootstaan aan schokken in aandelenkoersen en creditspreads. De derde belangrijke factor was het beperkte vermogen om in ongunstige omstandigheden inkomsten te genereren. In dat scenario zien de banken zich immers geconfronteerd met een daling van de nettorentebaten, de handelsinkomsten en de nettobaten uit vergoedingen en provisies. Kredietrisico, marktrisico en het vermogen om inkomsten te genereren zijn drie speerpunten waarop de toezichthouders van de ECB zich in het kader van hun dagelijkse toezichtswerkzaamheden richten.

Integratie in de Supervisory Review and Evaluation Process (SREP)

Bij de beoordeling van de governance en het risicobeheer in het kader van de jaarlijkse procedure voor prudentiële toetsing en evaluatie  SREP houden toezichthouders rekening met bepaalde kwalitatieve uitkomsten van de stresstest, zoals tijdigheid, juistheid van de gegevens en de kwaliteit van de informatie. Bovendien is de kwantitatieve impact van het ongunstige stresstest scenario een belangrijke factor bij het bepalen van het niveau van de Pijler 2-aanbeveling (Pillar 2 guidance – P2G). De P2G is een aanbeveling waarmee de toezichthouder zijn verwachting uitspreekt voor het door banken aan te houden kapitaal om stresssituaties het hoofd te kunnen bieden.

In lijn met een recent richtsnoer van de EBA past de ECB dit jaar in haar bankentoezicht een nieuwe methodiek voor de bepaling van de P2G toe. Hierbij wordt gewerkt volgens een tweestappen benadering met een indeling in categorieën. In de eerste stap wordt een bank op basis van haar maximale CET1-kapitaalafname (op ‘fully loaded’-basis) in de stresstest ondergebracht in een bepaalde P2G-categorie. In de tweede stap bepalen de toezichthouders de uiteindelijke P2G binnen de bandbreedte van iedere categorie (en in uitzonderlijke gevallen daarbuiten), in overeenstemming met de bijzonderheden van elke bank.

Hoewel de aan individuele banken toegekende P2G niet kan worden afgeleid uit de kapitaalafname van die bank in de stresstest zou de informatie over de nieuwe methodiek moeten leiden tot een beter begrip van het gebruik van stresstest resultaten binnen de SREP. In de nieuwe methodiek verdwijnt bovendien de P2G-drempel uit vorige SREP-cycli en resulteert een redelijke P2G, ook voor banken met een zeer hoge kapitaalafname. Zo krijgt in de huidige toezichtscyclus geen bank naar verwachting een P2G van meer dan 4,5%.

Het ontwerp van de methodiek is eenvoudig, maar levert een gelijk speelveld en consistentie op, terwijl er bij de bepaling van het definitieve P2G-niveau toch naar behoren rekening kan worden gehouden met de bijzonderheden van iedere bank.

De ECB heeft tijdens de coronapandemie tijdelijk kapitaal- en operationele ruimte verschaft door de banken toe te staan tot ten minste eind 2022 onder het niveau van de P2G en het gecombineerde buffervereiste te opereren. Deze tijdlijn wordt niet beïnvloed door de invoering van de nieuwe P2G-methodiek. De ECB is voornemens de banken voldoende tijd te geven om hun kapitaal weer aan te vullen als het P2G-niveau omhoog gaat.



Plaats uw reactie

Your email address will not be published. Required fields are marked *