Wat is het systeemrisico van Rabobank?

22 december 2016

Nils de Heer
Ten tijde van het schrijven van De pijnbank zocht ik, door de afwezigheid van een openbare beursnotering, naar een legitieme en objectieve waardering voor Rabobank en haar activa op de balans. Een bevriende zakenbankier in The City adviseerde mij op basis van anonimiteit om Rabobank te waarderen op het niveau van Deutsche Bank; namelijk een waardering tegen (destijds) 53% van het eigen vermogen (price to book-value).
In zijn visie waren namelijk Deutsche Bank en Rabobank om verschillende redenen op een correcte manier met elkaar te vergelijken. Te denken valt aan zaken als de relatieve omvang van de bank in het thuisland, de aard van de activiteiten, financiële ratio’s, etc… De vergelijking met Deutsche Bank is om meerdere reden zowel waardevol als noodzakelijk voor Rabobank binnen de context van dit artikel.
Too big to fail, failliet – of toch niet?
Over Europese banken wordt vaak gesproken in termen als `too big to fail´. Of liever gezegd, dat de nieuwe beleidsregels die vanaf 1 januari 2016 vanuit Bazel aan deze banken zijn opgelegd zeer waarschijnlijk ernstig te kort zullen gaan schieten ingeval van een acuut liquiditeitstekort. Volgens voormalig topbankier van Deutsche Bank, Rainer Voss wilden de Europese banken in navolging van hun Amerikaanse collegae eveneens een maximale omvang nastreven. Voor dit doel moest “de wereld veroverd worden.”  Het mag inmiddels duidelijk zijn dat dit nooit zou kunnen leiden tot een duurzame financiële bedrijfstak. Er was immers gedurende langere tijd sprake van geen enkele correctie vanuit de markt. Noch van een adequaat prudentieel toezicht. Een bijkomend probleem dat ik als burger en bankklant signaleer in het nadrukkelijke geval van Rabobank is het ontbreken van een openbaar toetsinstrument als een beurskoers. Beoordeling van de financiële gezondheid van een bank, louter op basis van een jaarrekening of periodiek analistenrapport acht ik volstrekt onvoldoende. Bank accounting wordt door diverse deskundigen, als Andrew Haldane (tweede man van de Bank of England) niet voor niets omschreven als “de zwartste der zwarte gaten”.
Wie geschoren wordt moet stil zitten
In eigen land had men in 2013 voor het eerst brede en publieke twijfels over de financiële positie van Rabobank, alsook over de (zichtbare) maatregelen die Rabobank zelf nam: variabele beloningen voor bestuurders schrappen en het personeel op de nullijn plaatsen. Rabobank slaagde erin deze kritiek spoedig te laten verstommen en sprak in de jaarverslagen nog altijd over een betrouwbare, solide en goed gekapitaliseerde bank. Toch was 2013 een absoluut horrorjaar voor het bestuur van Rabobank. Het was tevens het jaar waarin call-centra begonnen met het (veelal in de avonduren) opbellen van klanten van Rabobank met de opdracht om bijvoorbeeld `verplicht´ versneld af te gaan lossen op de woninghypotheek of consumptieve lening. Bij ouderen met een opeet-hypotheek werd zelfs in revisiegesprekken op zijn zachts gezegd aangedrongen op verkoop van de woning en aflossing van de hypotheek. Dit omdat door waardevermindering van de woning het risico voor Rabobank toegenomen zou zijn. Dwang richting de oudere relaties werd hierbij geenszins geschuwd: `… maar natuurlijk dwing ik u niet uw woning te verkopen. Ik eis gewoon per direct de lening op, wat op hetzelfde neerkomt maar een stuk vriendelijker klinkt´. Zie hiertoe ook het kader op pagina 156 van De pijnbank.
Meerdere indicatoren duiden op penibele financiële situatie
Inmiddels zijn er per november 2016 meerdere indicatoren aan het licht gekomen. Zo probeert Rabobank momenteel klanten op leeftijd met mogelijkheid om `rood te staan´ op een betaalrekening te overreden om een geheel nieuwe lening (tegen een hogere rente wel te verstaan) aan te gaan bij De Lage Landen, een deelneming van Rabobank. Zo verdient Rabobank en passant iets extra in de vorm van hogere rentebaten. Dit nog afgezien van de balans-technische voordelen. Ik kom hier later nog op terug. Stuk voor stuk signalen of indicatoren zo u wilt dat Rabobank vanaf 2013 reeds in ernstige financiële problemen verkeerde. Indicatoren zijn echter helaas iets anders dan overtuigend bewijs. Verificatie van de financiële gezondheid van Rabobank was en is (mede door het ontbreken van een zichtbare marktcorrectie die spreekt uit een gewijzigde beurskoers) nog steeds vrijwel onmogelijk. Mede hierdoor kon Rabobank de afgelopen jaren haar penibele situatie blijven maskeren en ontkennen. Hierbij evenmin gehinderd door een pro actief optredende President van De Nederlandsche Bank of de minister van Financiën.
De twijfels over Deutsche Bank echter waren van een geheel andere aard. In een interview werd de grootste bank van Europa volledig afgekraakt. `Het is verschrikkelijk´, zo liet Thomas M. Hoenig door Reuters optekenen. `Ik bedoel, zij zijn vreselijk onder-gekapitaliseerd. Zij hebben geen enkele foutmarge meer over´. Ongeveer een jaar na dato lekte uit, dat de Federale Bank van New York per brief een geduchte waarschuwing had verzonden aan de Amerikaanse tak van Deutsche Bank. In niet malse bewoordingen sprak de FED over het feit dat Deutsche Bank kampte met een litanie van IC/AO-onderwerpen die gemakkelijk konden leiden tot een volledige verlamming van haar compliance en verslaglegging. Als gevolg van alle operationele problemen `zakte´ Deutsche Bank in maart 2015 voor de stresstest van de FED. Een test waarvoor Rabobank was vrijgesteld, omdat zij niet als mondiaal relevant gezien wordt. Wellicht achteraf bezien een geluk bij een ongeluk? Al zouden de uitkomsten door velen met mij als waardevolle en nuttige informatie kunnen worden beschouwd.
Een voor de hand liggende reactie van banken onder vuur is een drieledige: het mes wordt drastisch in het personeelsbestand gezet, indien de benodigde liquiditeiten beschikbaar zijn worden eigen aandelen of certificaten ingekocht en het bestuur verklaart plechtig `… dat er geen enkele reden tot zorg is. De bank is en blijft een uiterst stabiele en betrouwbare financiële partner, die uitstekend gekapitaliseerd is´.
De aankondiging van Deutsche Bank dat zij, na een verlies van € 6,6 miljard, zich wenste te ontdoen van 35.000 van haar werknemers stelde de financiële markten echter niet gerust. In de eerste maand van 2016 daalde de koers van Deutsche Bank met 41% en de koers van haar CoCo’s daalde naar 70 cent op de euro. Een aanleiding voor de Duitse minister van Financiën Wolfgang Schäuble om op 9 februari 2016 nog maar eens te benadrukken dat `hij geen zorgen had omtrent Deutsche´. Maar ministers van Financiën hoeven toch helemaal geen geruststelling te verstrekken over solide banken?
Wat is de waarde van de toezichthoudende mechanismen?
De eerder geïntroduceerde Rainer Voss stelt dat “je wel eindeloos toezicht kunt houden op een terminaal zieke patiënt, maar met al het toezicht je de patiënt nooit kunt genezen.”  In een van onze gesprekken citeerde hij de econoom Walter Bagehot: `A narrow bank doesn’t need capital. A bad managed bank can’t be saved with all the money in the world´. Toch spant het gilde van toezichthouders en regelgevers zich tot het uiterste in om het grote publiek vooral te willen doen geloven dat er wel degelijk een vorm van verificatie met betrekking tot de financiële gezondheid van grootbanken mogelijk is. Op grond van de zogenaamde Bank’s Recovery and Resolution Directive (BRRD) komen met ingang van 1 januari 2016 de eerste 8% van de verliezen van een onder toezicht van de ECB staande bank verplicht voor rekening van de aandeelhouders.
In het geval van Rabobank betekent dit dat een bedrag van ongeveer 54 miljard euro aan eerste verliezen opgebracht moet worden door de houders van Rabobank Certificaten, Capital Securities en soortgelijk uitgegeven schuldpapier. Zoveel schuldpapier staat er echter bij lange na niet uit in de markt, dus al vrij snel zullen de depositohouders en grote spaarders aangesproken gaan worden. Dit is wat men bedoelt met de term `Bail in´. Om deze verliezen te kunnen opvangen zijn banken verplicht om voldoende bufferkapitaal van verschillende kwaliteitsgradaties aan te houden op hun balansen. De belangrijkste vorm van bufferkapitaal is het zogenaamde Common Equity Tier 1-kapitaal, ook wel afgekort als CET-1. De veiligheid van een Europese bank wordt uitgedrukt in een ratio, een percentage. De ECB stelt, dat indien een Europese bank over een leverage ratio (de hoeveelheid eigen vermogen gedeeld door het balanstotaal) van ten minste 3% beschikt, zij als financieel gezond beschouwd mag worden. In de Verenigde Staten vindt men een dergelijke geringe foutmarge voor banken echter volstrekt onacceptabel. Het US Prompt Corrective Action (PCA) stelt, dat een bank in de VS `voldoende gekapitaliseerd´ is met een leverage ratio van ten minste 5%. Aflopend naar de classificatie `gevaarlijk onder-gekapitaliseerd´ bij een percentage kleiner of gelijk aan 2%.
Is hiermee het verificatiemodel voltooid? Naar mijn mening niet. Het buffer- of kernkapitaal van een bank bestaat namelijk uit activa, bezittingen van de bank. Deze worden traditioneel verdeeld in drie gradaties: Level 1, -2 en -3 activa.
Werkelijke waarde gebaseerd op marktprijzen
Het eerste en meest solide deel wordt gewaardeerd tegen een `werkelijke waarde gebaseerd op marktprijzen´ (fair-value at market prices). Echter, Level 2 activa (gestructureerde producten als Mortgage Backed Securities) en -3 activa (zoals verpakte leningen en exotische derivaten) worden niet op vrije markten verhandeld en kunnen daarom onmogelijk op de hiervoor omschreven wijze gewaardeerd worden. Om deze toch te kunnen waarderen gebruikt een Europese bank een door haar zelf ontworpen rekenmodel, dat ingeval van Level 2 activa gekalibreerd is op waarneembare data zoals overige vergelijkbare marktprijzen. Voor Level 3 activa geldt dat deze gewaardeerd worden op basis van wat men noemt `mark-to-myth´, ofwel in het Nederlands `wat de gek er voor geeft´.
Gezien de aard en hun samenstelling worden deze activa stuk voor stuk op totaal verschillende wijze gewaardeerd in de boeken van de bank. De bank gebruikt hiervoor rekenmodellen die zij zelf ontwikkeld. Waardering kan variëren van een meetbare (vergelijkbare) marktwaarde, tot `wat de gek er voor geeft´. Buitenstaanders, maar ook analisten hebben derhalve geen enkele mogelijkheid om deze waardering te verifiëren. De rekenmodellen zijn volgens Voss volledig gebaseerd op aannames. Het is primair in het belang van de bank dat de uitkomsten van de modellen (enigszins) rooskleurig zijn. Bankbestuurders dienen uiteraard goede sier te kunnen blijven maken met indrukwekkende rapporten die er bij analisten en beleggers ingaan als zoete koek. De bank is op haar beurt namelijk nagenoeg volledig afhankelijk van het vertrouwen van deze marktpartijen. Het bestaan van de bank hangt hier immers rechtstreeks vanaf.
Conversie van boekwaarde naar marktwaarde
Gelukkig is er een lichtpuntje voor analisten en particuliere beleggers; men kan volgens Alt M-columnist Kevin Dowd (Is Deutsche Bank kaputt? – 4 augustus 2016)
De marktwaarde van de activa benaderen door de boekwaarde (de waarde volgens de eigen rekenmodellen van de bank) te vermenigvuldigen met het percentage van het eigen vermogen (Price to Book value) waartegen de bank als geheel wordt gewaardeerd. Voor Deutsche betekent dit, dat haar leverage ratio van 2,71% vermenigvuldigd moet worden met 44,4%, zijnde de PtB-value van Deutsche aan het eind van het boekjaar 2015. De uitkomst is onthutsend, er resteert dan slechts een `buffer-ratio´ van 1,20% voor Deutsche. Een percentage ver onder de minimumeis (3%) van de ECB. `Ja, Deutsche Bank is kaputt!´.
In het `Jaarbericht 2015 van Rabobank Group´ geeft het bestuur voor Rabobank een leverage ratio weer van 5,1%. Hiermee lijkt Rabobank aan de goede kant van de streep te eindigen. Mag nu voor Rabobank zonder slag of stoot dezelfde correctiefactor worden gebruikt? Naar mijn mening wel. De corrigerende factor van een openbare beurskoers ontbreekt namelijk.
De problemen waar Rabobank (los van de vastgelopen balans) momenteel mee worstelt zijn eveneens vergelijkbaar; chronische kapitaalarmoede is thans acuut geworden. Rabobank maakt, volgens eigen zeggen, circa een miljard euro per jaar te weinig netto winst, haar ICT-systemen zijn verouderd, een voortdurend gebrek aan compliance, enzovoorts, enzovoorts. Alles overziende vind ik een bovenbeschreven correctie op de veiligheidsbuffer van Rabobank op zijn minst legitiem. Het is naar mijn mening te prefereren boven een ondoorzichtige door H.C. Andersen Accountants opgestelde jaarrekening, of een goedkeuringsverklaring van Accountantskantoor Grimm.
Ligt in het bovenstaande wellicht de intrinsieke reden opgesloten dat Rabo-topman Draaijer openlijk verkondigde dat Rabobank nooit naar de beurs zou gaan? Daarnaast dient het  bestuur van een bank in de verplichte prospectus bij een beursgang uiterst minutieus op te tekenen wat er allemaal speelt binnen een bank. Met name in de zogenaamde risicoparagraaf.  Dan zou namelijk ook direct aan het licht komen of Rabobank op dit moment stilzwijgend wordt opgeknipt in delen. De verdeling van de boedel over een zogenaamde `Good Bank´ en een `Bad Bank´. De aanleiding van deze opmerking is de eerder aangehaalde `verplichte over sluiting´ van roodstanden naar de deelneming De Lage Landen. De balans technische voordelen hiervan voor Rabobank dienen nog nader benoemd te worden. Bij ondertekening van de nieuwe kredietcontracten verdwijnen de oude uit de boeken en van de balans van Rabobank Nederland. Deze laat men immers `uitzakken´ naar de deelneming (Good Bank). Aangezien vorderingen op klanten een bezitting vormen voor de bank en haar deelnemingen, neemt hierdoor de waarde van de deelneming verder toe. De schulden blijven in eerste instantie achter in de boedel van Rabobank (Bad Bank), en worden later (waar mogelijk) middels een rekening courant-verhouding of een uitkering uit een `stimuleringsfonds´ verrekend. Bij verkoop van de deelneming is Rabobank ook direct van de risico’s binnen haar deelneming af. De artikel 403-verklaring is dan niet meer van kracht, de aansprakelijkheid is verdwenen. Zo verbetert onder andere de leverage ratio en lijkt Rabobank optisch financieel weer iets gezonder te zijn geworden. Echter, met een buffer-ratio tegen marktwaarde van slechts 2,24% is ook Rabobank technisch gesproken `kaputt´.
Wat is het systeemrisico van Rabobank?
Een zeer duidelijk voorbeeld van een zichtbare marktcorrectie, was de koersval van het aandeel Royal Bank of Scotland van 2,5% naar aanleiding van het zakken voor de stresstest van de Bank of England. Helaas worden de resultaten van de stresstesten van De Nederlandsche Bank van individuele banken in Nederland niet openbaar gemaakt. Een groot gemis volgens mij, want zoals gezegd alleen een jaarrekening volstaat mijns inziens niet. Gelukkig wordt Rabobank (zeer tot haar spijt) niet als een mondiale systeembank beschouwd. Het omvallen, imploderen of opknippen van Rabobank zal het mondiale financiële systeem niet snel knarsend tot stilstand gaan brengen. Afgezien van het besmettingsgevaar van haar gruwelijk ingewikkelde CoCo’s (Capital Securities) is het systeemrisico van Rabobank uiterst bescheiden te noemen. Al zullen de vele honderdduizenden gedupeerde depositohouders en de houders van Rabobank Certificaten, wiens oudedagsvoorziening in rook is opgegaan, daar ongetwijfeld heel anders over denken!
De auteur van dit artikel Nils de Heer is Senior Editor en tevens auteur van het boek ” De pijnbank-de problemen van de Rabobank”, dat eerder besproken werd op het Risk & Compliance Platform Europe.



Plaats uw reactie

Your email address will not be published. Required fields are marked *