Productiviteit in het licht van klimaatverandering

22 maart 2024
Kennisbank

Bijnens, G. / Anyfantaki, S. / Colciago, A. / De Mulder, J. / Falck, E. / Labhard, V. / Lopez‑Garcia, P. / Lourenço, N. / Meriküll, J. / Parker, M. / Röhe, O. / Schroth, J. / Schulte, P. / Strobel, J.

Strengere klimaatregels kunnen aanvankelijk de productiviteit schaden, vooral bij bedrijven met een hoge uitstoot, maar bevorderen op lange termijn innovatie en groei. Het succes van groene technologie hangt af van het bedrijfstype en de regelgeving. Marktgerichte instrumenten zijn minder verstorend, maar stimuleren mogelijk minder innovatie dan O&O-subsidies. Een overgang naar koolstofneutraliteit vereist zorgvuldige planning om productiviteitskosten te minimaliseren.  Zowel de klimaatverandering zelf als het beleid dat wordt gevoerd om die te beperken en af te wenden, zal de arbeidsproductiviteit beïnvloeden. Veranderingen in het klimaat en het weer, waaronder zowel de langetermijnveranderingen in temperaturen en zeeniveaus als frequentere en intensere extreme gebeurtenissen, worden gewoonlijk fysieke risico’s genoemd. De gevolgen die optreden als de economie evolueert naar een situatie waar ze een netto koolstofvrije voetafdruk heeft, worden transitierisico’s genoemd. Deze risico’s omvatten zowel de implementatie van klimaatbeleid, zoals koolstofbelastingen en regelgeving, als andere veranderingen als gevolg van veranderende voorkeuren en een veranderende consumentenvraag. Deze fysieke risico’s en overgangsrisico’s zullen van invloed zijn op de drie aspecten van de traditionele productiefunctie, dat wil zeggen kapitaal, arbeid en totale factorproductiviteit, waarbij de laatste wordt beïnvloed door de productietechnologie.

Het productiviteitseffect van fysieke risico’s zal naar verwachting overwegend negatief zijn. Een aanhoudende temperatuurstijging zal de productiviteitsgroei waarschijnlijk verzwakken, vooral in Zuid-Europa, en daardoor leiden tot grotere groeiverschillen binnen het eurogebied. De productieve kapitaalvoorraad kan gedeeltelijk worden vernietigd door rampen of weerpatronen op langere termijn, of door een verhoogde toewijzing aan niet-productieve aanpassingsmaatregelen. Klimaatgerelateerde migratie kan zich ook voordoen. Historisch gezien vinden de meeste verplaatsingen wel binnen landen plaats en niet over de grenzen heen. Bovendien kan Europa in zijn geheel profiteren van immigratie uit andere meer getroffen regio’s. De groei van de totale factorproductiviteit zal waarschijnlijk ook worden beïnvloed door vijandigere klimaatomstandigheden, door verstoringen van bedrijven en toeleveringsketens en doordat een steeds groter deel van de middelen wordt besteed aan aanpassing in plaats van aan innovatie.

Hoewel een ongeordende transitie op korte termijn misschien geen invloed heeft op de productiviteit, lijkt op middellange en lange termijn een geordend overgangstraject de voorkeur te verdienen. Een goed georganiseerde verschuiving met geleidelijke verhogingen van de koolstofprijzen geeft industrieën en bedrijven de tijd en de middelen die nodig zijn om zich aan te passen en te investeren in duurzame praktijken en technologieën. Hoewel de productiviteit op korte termijn kan dalen door stijgende kosten en een verminderde vraag, zijn de vooruitzichten op lange termijn gunstiger. Een ordelijke transitie verzacht niet alleen de abrupte schok voor industrieën, maar moedigt ook innovatie en efficiëntieverbeteringen aan, die de productiviteit op lange termijn kunnen verhogen. Aan de andere kant kan een wanordelijke overgang, gekenmerkt door een vertraagd of inconsistent beleid, ernstige gevolgen hebben op lange termijn, vooral voor de energiesector. In een dergelijk scenario zouden de langetermijnkosten van emissies aanzienlijk hoger zijn dan bij een ordelijke overgang, wat zou leiden tot grotere verstoringen en mogelijke economische instabiliteit. Bovendien brengt een ongeordende overgang een hoger risico van gestrande activa met zich mee, waarbij investeringen in koolstofintensieve industrieën onrendabel worden, wat leidt tot aanzienlijke financiële verliezen.

Negatief op korte termijn

Het effect van strengere klimaatregulering op de productiviteitsgroei is negatief op korte termijn en verhoogt de innovatie en dus de productiviteitsgroei op lange termijn. Het effect op het innovatievermogen en de productiviteitsgroei van bedrijven blijft echter heterogeen voor alle bedrijven. Kleinere bedrijven die moeilijker toegang hebben tot financiering en minder innovatief zijn, kunnen aanvankelijk met problemen en een daling van de productiviteitsgroei worden geconfronteerd. Naarmate deze bedrijven zich echter aanpassen en toegang krijgen tot ondersteunende mechanismen, zoals financiële hulp en technologische expertise, verbeteren hun productiviteitsvooruitzichten. Klimaatregelgeving kan groene innovatie stimuleren zonder andere soorten innovatie te verdringen. Deze investering in groene technologie kan leiden tot productiviteitswinst die de nalevingskosten op lange termijn compenseert.

Het succes van deze innovatie voor de ontwikkeling van groene technologieën die kunnen wedijveren met koolstofintensieve technologieën hangt af van factoren zoals de aard van het bedrijf en het bestaande regelgevende kader. Milieuregelgeving kan dus, door prikkels voor innovatie te creëren, de productiviteit voldoende verbeteren om de kosten van de regelgeving te compenseren. Dit proces staat bekend als de Porter-hypothese. We vinden enige, beperkte, steun voor deze hypothese. Een betere milieubescherming wordt in verband gebracht met een kortetermijnstijging van de productiviteitsgroei op sectorniveau in landen die zich aan de technologische grens bevinden. Uit een analyse op bedrijfsniveau blijkt eveneens dat de meest productieve bedrijven productiviteitsstijgingen kunnen realiseren dankzij hun toegang tot geavanceerde technologie en middelen voor O&O en kennisgebaseerd kapitaal. Voor minder geavanceerde bedrijven kunnen hogere investeringen nodig zijn om aan de nieuwe regelgeving te voldoen, waardoor de productiviteitsgroei tijdelijk afneemt. Het effect verschilt ook afhankelijk van het type regelgeving, waarbij een marktgebaseerd beleid (zoals koolstofbelastingen) een minder verstorend effect heeft en O&O-subsidies het meest effectief zijn om groene innovatie te stimuleren.

Herverdeling kapitaal en arbeid

De groene transitie gaat gepaard met een aanzienlijke herverdeling van kapitaal en arbeid binnen en tussen sectoren, met gemengde effecten op de productiviteit. Bij de huidige niveaus van sectorale productiviteit kan de herverdeling van activiteit van koolstofintensieve sectoren naar sectoren die profiteren van de groene transitie de productiviteit mechanisch verlagen. Wanneer emissiekosten in toenemende mate worden meegerekend, zullen de emissie-intensieve sectoren waarschijnlijk krimpen als gevolg van hogere relatieve prijzen. Deze sectoren hebben momenteel doorgaans een hogere productiviteit dan sectoren die waarschijnlijk zullen groeien onder invloed van de groene transitie (met name de bouw). Strengere regelgeving en hogere koolstofprijzen zullen echter waarschijnlijk leiden tot saneringseffecten binnen een sector, omdat de minst productieve bedrijven uit de markt worden gedrukt. Dit positieve saneringseffect binnen een sector wordt wellicht getemperd op geaggregeerd niveau, aangezien de sectoren die waarschijnlijk zullen profiteren van de overgang over het algemeen minder productief zijn. In de meeste getroffen sectoren zou de toetreding kunnen afnemen als gevolg van de koolstofbelastingen, gezien de verhoging van de productiviteitsdrempel om de markt te betreden. Binnen één bedrijf zal de reallocatie van productiefactoren van energie naar kapitaal en arbeid wellicht een negatief effect hebben op de productiviteit vanwege afnemende marginale rendementen. De herverdeling van economische activiteit gaat hand in hand met de herverdeling van arbeid. Hoewel de algemene negatieve effecten van de reallocatie van arbeid naar groene activiteiten beheersbaar zouden moeten blijven, zal de impact heterogeen zijn over geografische gebieden en soorten werknemers, wat mogelijk leidt tot het menselijke equivalent van gestrande activa.

Bron: Nationale Bank van België



Plaats uw reactie

Your email address will not be published. Required fields are marked *