Hans Timmerman

Hans Timmerman

IT kenner en trendwatcher

Vooruitgangsdenken

27 december 2022

Het einde van 2022 nadert met rasse schreden. Als we om ons heen kijken is alles in onze maatschappij in beweging. Nederland: een land in transitie. Klimaatadoptie, energie-voorzieningen, onderwijs, zorg, werken, pensioen en wonen. Vrijwel op elk gebied zijn snelle veranderingen gaande. Veranderingen die om visie en sturing vragen. Lange termijn denken. Niet langer alleen binnen een bepaald beleidsveld, maar juist waar beleidsthema’s elkaar raken, overlappen, beïnvloeden of zelfs tegenwerken. Thorbecke legde ruim anderhalve eeuw geleden een prima basis voor onze overheidsorganisatie maar die lijkt niet goed om te kunnen gaan de huidige transitie, integrale digitalisering en virtuele werelden met andere verhoudingen. Hoe herorganiseren we ons in de wereld die in brand staat. Van welke toekomst moeten we uitgaan? Eind 2021 schreef ik over de ‘The Fourth Turning’: de al eeuwen bestaande, economische periodes van tachtig jaar. Opgebouwd uit vier verschillende, twintig jarige periodes, vergelijkbaar met lente, zomer, herfst en winter. Waar – na een een barre winter – altijd weer een nieuwe lente aanbreekt. Daarom heet het boek ook de ‘vierde overgang’, van barre winter naar frisse lente. Historisch gezien leven we nu in die barre winterperiode van een cyclus die tachtig jaar geleden begon met het einde van de Tweede Wereldoorlog in 1945. Een periode waarvan de bankencrisis in 2008 de eerste winterse ervaring was. Daarna hebben eurocrisis, pandemie, energiecrisis, Oekraïne oorlog en crypto-koersval die winterse periode nog kouder en killer gemaakt.

Een winterse periode gekenmerkt met doemdenken en apocalypsen over het einde van de wereld. De ‘four horsemen’ is een bekend voorbeeld dat ook uit vier onderdelen bestaat. In die laatste eindtijd vertegenwoordigen vier ruiters dood, hongersnood, oorlog en verovering. Het christendom interpreteert de vier ruiters als een visioen van het Laatste Oordeel, waarmee een goddelijke eindtijd over de wereld wordt bepaald. In elke religie is eindtijd een belangrijk onderdeel voor de hoop op een betere toekomst. De contouren van een nieuwe wereld worden zichtbaar als men trouw de boodschap van de religie volgt. Een nieuw tijdperk dat bloei laat zien van (nieuwe) menselijke samenwerking en vriendschap.

Door de eeuwen heen hebben religies deze ‘angst en hoop’ gebruikt om hun boodschap en hun geloof uit te dragen. In alle mogelijke vormen van ‘hemel en hel’ en ‘redding en verdoemenis’. Toch is geen van de eindtijden ooit werkelijk uitgemond in het ‘einde van de wereld’. Niets zal immers eeuwig branden, geen huis, geen bos, geen oerwoud, hoe erg die brand op zichzelf ook is. Als nuchtere Delftse ingenieur die in zijn carrière de kunst van toekomstverkenning heeft geleerd, bestaat elke ontwikkeling uit Gauss curven – iets komt op en vlakt weer uit – en aanverwante S-curven – een verandering begint langzaam, versnelt en neemt uiteindelijk af.

Veel van deze curven lijken – op sommige momenten in de tijd – relatief vlak of juist logaritmisch. Dit kan verwarrend zijn omdat zowel begin als einde van de curve geen indicatie geeft voor groei of krimp, terwijl snelle groei of afname geen indicatie geeft voor een afvlakking. Dat is ook het lastige bij toekomstverkenningen: waar op de curve zitten we op dit moment? Kunnen we de curve – in zijn geheel – überhaupt overzien, zowel in tijd als grootte? Daarnaast is onze natuur en ons heelal, de wereld waaruit wij mensen zijn ontstaan, circulair. Constant in beweging met periodieke golfbewegingen.

De afgelopen eeuwen heeft technologie en de toepassing van techniek de mensheid in staat gesteld onze natuurlijke omgeving en bronnen in te zetten voor groeiende welvaart en bijbehorend welzijn. Vergelijken we de wereld van vroeger met nu, dan is het helder dat techniek ons in staat stelde ziekten, oorlogen en de gevolgen van (natuur)rampen drastisch te reduceren. ‘Het gaat steeds beter’ is een boodschap die het tegengestelde is van doemdenken en voorspelde apocalypsen. Toch kunnen we niet ontkennen dat het steeds beter gaat, zeker vergeleken met vroeger en in het licht van de groeiende wereldbevolking.

Techniek maakt dat we steeds minder slachtoffers hebben van overstromingen. Aanpassing maakt het mogelijk dat we als mensheid ‘leerden omgaan’ met natuurlijke veranderingen en catastrofes. Zonder techniek en adaptatie hadden we nooit een Randstad kunnen hebben. We hebben al snel een te pessimistisch beeld van de werkelijkheid, terwijl neutraal gemeten het helemaal zo slecht niet gaat, ondanks alle negatieve gebeurtenissen de laatste jaren. In zijn boek ‘Waarom de wereld niet naar de knoppen gaat’ (2022) stelt wetenschapsfilosoof Maarten Boudry (1984): ‘De toekomst wordt nog beter.’ Nog nooit leefden we zo lang, zo welvarend en zo vreedzaam als vandaag. Dat zal morgen niet minder maar eerder nog beter zijn.

Doemdenkers verkondigen dat we op de rand van de afgrond staan. Cultuurpessimisten dat onze samenleving aan een diepe malaise lijdt. Om dit pessimisme te duiden, creëerde Boudry wetten. De eerste wet is de ‘onzichtbaarheid van vooruitgang’. Slecht nieuws springt gewoon veel sneller in het oog dan goed nieuws. De meeste vormen van vooruitgang, zoals daling van armoede en stijgende levensverwachting, verlopen langzaam en geruisloos, terwijl achteruitgang in één klap gaat en onmiddellijk opvalt. Een tsunami dendert in enkele minuten over het land, wederopbouw neemt maanden in beslag. De beurs crasht in luttele minuten, maar klimt pas na maanden uit het dal. Om te zien wat er goed gaat, moet je naarstige cijferaars en statistici aan het werk zetten. Om te zien wat er slecht gaat, hoef je alleen maar de tv aan te zetten.

De tweede wet is de wet van de ‘snelheid van slecht nieuws’. De Britse science fiction schrijver Douglas Adams schreef ooit dat slecht nieuws sneller reist dan het licht. Hoe goed het ook gaat met de wereld, het slechte nieuws waarover te berichten valt, reist snel genoeg om elke dag tijdig kranten over de hele wereld te vullen. Vroeger werd er veel meer gemoord, verkracht en geplunderd dan nu. Maar onze leefwereld ‘leek’ een stuk veiliger, gewoon omdat ze een stuk kleiner was. De derde wet is de wet van ‘behoud van gezeik’. Hoe goed het ook gaat met de wereld, er zal altijd evenveel worden geklaagd. De hoeveelheid gezeik blijft dus altijd ongeveer constant. Dat heeft te maken met een psychologisch mechanisme dat sociologen ‘normatieve ophoging’ noemen. Naarmate we meer gewend raken aan de zegeningen van de moderne tijd, krikken we onze standaarden steeds verder op. We worden ook gevoeliger voor misstanden. Alles went uiteindelijk en wordt gewoon, ook vrede en vrijheid en welvaart.

Met de nieuwe lente die na de Fourth Turning onherroepelijk begint – een nieuwe tachtigjarige periode – moeten we (weer) leren positief vooruit te kijken. Boudry pleit voor beproefde waarden van wetenschap en verlichting. Doemdenken leidt niet tot daadkracht maar tot fatalisme. Terwijl ‘vooruitgangsdenken’ – zoals hij dat noemt – juist wervend is. De wereld stond er nog nooit zo goed voor als vandaag. En we kunnen haar nog veel beter maken!

Maar dan moeten we in plaats van fatalistisch weer realistisch leren denken. Zoals in dit artikel dat terecht stelt dat economische ontwikkeling de enige bewezen weg is naar klimaatbestendigheid. Immers, economische groei en technologische innovatie hebben de afgelopen eeuw tientallen miljoenen levens gered van klimaatextremen. Een voor de hand liggende klimaatstrategie waar doemdenkers liever niet over willen praten. Want dat is té goed nieuws waar zij helaas (nog?) niet aan toe zijn. Maar de optimist in mij, denkt dat de omslag naar weer ‘breed opbouwend denken’ niet zo lang meer op zich laat wachten. Eens kijken of 2023 al wat mooie dingen voor ons in het vat heeft zitten . . .

Hans Timmerman

Plaats uw reactie

Your email address will not be published. Required fields are marked *