Programmeerbaar geld

01 december 2022
Kennisbank

Hans Timmerman

Afgelopen maanden hoor je veel over ‘programmeerbaar geld’. Geld waar je kenmerken aan kunt geven om te bepalen wat je wel en niet met dat ‘geld’ kunt doen. Hetzelfde als een boekenbon of drankmuntjes die je voor specifieke toepassingen kunt inwisselen. Programmeerbaar geld kun je allerlei eigenschappen meegeven die de ‘uitgever’ van dat geld aan het gebruik wil koppelen. Bijvoorbeeld als je het snel uitgeeft, krijg je een bonus, of omgekeerd als je het juist enige tijd bewaard. Hierdoor kun je als uitgever van zo’n munt het ‘betaalgedrag’ van de houders van dat digitale geld beïnvloeden of zelfs sturen en controleren. China ‘experimenteert’ sinds 2014 met een digitale Yuan: programmeerbaar geld dat de staat beheert. Door een vervaldatum op te nemen, moet je het voor een bepaald moment uitgeven. Door bij elke betaling ‘automatisch’ belasting te incasseren, wordt belastingheffing eenvoudig. Maar ook spaargeld, erfenissen en ander bezit komt binnen handbereik van de overheid. Je kunt kinderbijslag bijvoorbeeld alleen maar uitgeven aan kinderspullen. Zorgtoeslag mag alleen bij bepaalde zorgaanbieders te besteden. Of bij het zakgeld van je kinderen kun je als ouder bepalen welk deel in snoep mag worden omgezet. 

Al fantaserend kun je zelfs pensioen – als niet uitgekeerd salaris – kunnen ‘programmeren’. Als je vroegtijdig overlijdt, vervalt het geld automatisch aan partner of staat. Hiermee wordt de particuliere markt voor banken, pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen deels overbodig. Dat is ook de discussie over de digitale munt waar de Europese centrale bank naar kijkt. Je hebt het drieluik publiek, privaat en privé: maatschappelijke informatie die publiek is of moet zijn, informatie van burgers en private ondernemers en privacy-data van individuele burgers. Programmeerbaar geld loopt dwars door dit drieluik heen en zet – zeker Europees – nogal wat historische en ethische ‘normen en waarden’ onder druk.

Blockchain: twee kanten

Blockchain, (non) fungibel tokens en smart contracts zijn de reden dat überhaupt wordt gediscussieerd over programmeerbaar geld. Ik heb geschreven over de voordelen van blockchain. Hoe deze techniek handig is om data onveranderlijk vast te leggen. Of juist open kan worden gebruikt voor iedereen. Die ‘immutability’ en ‘transparancy’ maken de blockchain ‘programmeerbaar’ open en doorzichtig. Hetgeen we in een open en democratische wereld ondersteunen. Blockchain is perfect voor decentraal gebruik en peer-to-peer transacties.

Bij programmeerbaar geld wordt juist de beheersbare zijde van de blockchain benaderd. Hoe kun je via ‘centrale aansturing’ elke individuele data-activiteit – zoals een betaling – sturen en controleren. Dezelfde techniek, twee tegengestelde zijden. Vrijheid, zelfstandigheid en soevereiniteit van de burger versus macht en dominantie van de staat. De ervaringen in China stemmen je als Europees burger niet gerust wat betreft ‘digitale valuta van de centrale bank’ (CBDC). Dit artikel van Technocracy noemt zelfs beïnvloedbare buitenlandes politiek met geld dat je wel of niet mag uitgeven in landen die een regiem niet aanstaan. Of grensbewaking die mogelijk wordt. Soms moet je – zeker ongekozen – centrale organisaties niet verleiden deze zeer machtige techniek überhaupt in gebruik te nemen.

Tovenaarsleerling

Als je dieper duikt in de wereldwijde consequenties, de potentiële macht van totalitaire regimes en wereldwijde traceerbaarheid van werkelijk elke transactie, geeft dat ons als burger een ‘unheimisch’ gevoel. Het gevaar van de tovenaarsleerling die onverantwoord speelt met grootse krachten. De toevoeging van gezichtsherkenningscamera’s – hetgeen in China intussen ook al heel gewoon is – maakt de burger tot slaaf van de overheid. Lijnrecht tegenover onze open en democratische waarden in Europa. Maar ook in China zien we dat na de invoering van de digitale Yuan, het contante geld in 2020 al met 10% is gestegen. Iedereen wil een minimale hoeveelheid soevereiniteit. En wat is maatschappelijk gezien ‘minimaal’?

Centrale banken worden juist helemaal enthousiast over een vervaldatum op geld. De Keynesiaanse natte droom om de omloopsnelheid van een economie te kunnen beïnvloeden. Immers geld dat stil ligt, draagt niet bij aan de economie. Centrale banken krijgen met ‘vervalbaar geld’ de mogelijkheid geldstromen te vertragen of te versnellen. Dat vindt de Centrale Europese een heerlijk snoepje, nu het rente-instrument de afgelopen twintig jaar in Euroland aan kracht heeft ingeboet. Daarom is de ECB momenteel zo’n grote voorstander van een digitale Euro als CBDC voor Europa. Zij krijgt ultieme macht om vrij gegenereerd geld in de EU naar de wens van de – niet gekozen – ECB te sturen.

Nieuwe techniek, oude keuzen

Nieuwe techniek maakt nieuwe dingen mogelijk. Zaken die we eerst voor onmogelijk hielden, komen binnen handbereik. De techniek heeft ons wapens gegeven die we defensief en offensief kunnen aanwenden. Met elkaar hebben we – zeker in Europa – afgesproken dat het geweldsmonopolie bij de staat ligt. Democratisch gecontroleerde krijgsmacht en politie hebben het alleenrecht om fysiek geweld en dwang te gebruiken. Volgens de Duitse socioloog Max Weber is dit een definiërend kenmerk van een soevereine staat. Het vermogen om dit monopolie te handhaven, is een belangrijke maat voor legitimiteit en stabiliteit van een staat. Hoe beter we geweld kunnen handhaven, hoe hoger welvaart en welzijn van een samenleving kan worden.

Geld is gegarandeerd door onze overheid. Omdat geld een overheidsgarantie is, kan een overheid ook nieuw geld maken. Je benoemd een nieuwe vorm en zegt tegen je burgers dat ze dat onder voorwaarden mogen gebruiken. Een soort tovenaar die uit het niets geld creëert, niet eens meer met de drukpers, maar via een toetsenbord. In zijn boek ‘Schuld: de eerste 5.000 jaren’ merkt antropoloog David Graeber op dat de overheid niet voor niets als tovenaar dat uiterst merkwaardige talent heeft om uit het niets geld te creëren: ‘Zij heeft immers een man met een pistool achter zich staan.’ Voor een democratische gecontroleerde tovenaar is dat niet zo erg. Maar geeft die macht nooit weg aan een ongekozen tovenaarsleerling.

Non-custodian geld

Giraal geld en digitaal ‘centrale bank geld’ zijn vormen van ‘custodian’ – centraal beheerd – geld. Contant geld en decentraal cryptogeld zijn juist vormen van ‘non-custodian’ geld. Geld dat niet in beheer is bij een intermediair als een bank. Vergelijkbaar met ruilhandel. Je beheert het als burger of onderneming zelf. Zit in de private, decentrale wallet van de eigenaar – zoals een mobiele telefoon – en alleen de eigenaar kan erbij. Contant geld is gegarandeerd door een Nationale bank, crypto geld is dat (nog?) niet.

De behoefte aan cryptogeld komt ten dele voort uit wantrouwen richting banken, financiële instellingen en overheden. Dit wantrouwen zit momenteel in alle facetten van crypto ingebakken. Het decentrale karakter maakt dat munt ‘neutraal’ is en niet wordt beheerd door machthebbers. Net als contant geld is de grote mate van anonimiteit een waarborg tegen economische surveillance. Ingebouwde beveiliging maakt dat een overheid niet zomaar cryptomunten kan confisqueren. De censuurbestendigheid van de blockchain zorgt er ook voor dat er niet door een marktmeester met de beschikbare middelen kan worden gerommeld. Het niet-inflationaire karakter maakt dat een centrale bank de geldvoorraad niet kan uitbreiden. Met andere woorden, crypto zou ervoor moeten zorgen dat overheden en banken niet hun boekje te buiten gaan, omdat ze daartoe technisch niet in staat zijn. Tenzij je een eigen ‘staatscrypto’ afdwingt en de rest verbiedt, zoals in China momenteel gebeurt . . .

De auteur, Frans Timmerman is IT -kenner en trendwachter en teven blogger op het Risk & Compliance Platform Europe.



Plaats uw reactie

Your email address will not be published. Required fields are marked *