Michel Klompmaker
Op vrijdagmiddag 23 juni vond in de Vrije Universiteit een bijeenkomst plaats waarbij alle 4 leden van de Werkgroep Verschoningsrecht voor Rechters, afgekort WVvR, aanwezig waren. De leden van deze werkgroep, zie foto bij dit artikel, zijn van links naar rechts Paul Ruijs, Hester Bais, Toon Peters en Jack Jetten. Zij allen zijn geen groentjes in het vak en hebben al het nodige meegemaakt op het gebied van de Nederlandse rechtspraak. Wat hen bindt is het gevoel van rechtvaardigheid en de afkeer van ‘vriendjespolitiek’ binnen de rechterlijke macht. Wat hen ook bindt is de hypocrisie en de selectieve verontwaardiging die er soms in Nederland rondwaart als het gaat om zaken die in het buitenland niet deugen. Zo is er in Nederland al jarenlang, sinds 1 januari 1997, een wet van kracht waarbij rechters verplicht zijn hun bijbanen op te geven, maar in de praktijk komen de rechters daar mee weg, aldus de werkgroep. Vandaar de noodzaak tot een wet over de verschoningsplicht voor rechters. Al eerder, op 21 april jongstleden, hadden we een uitgebreid gesprek met de WVvR.
In tegenstelling tot bijvoorbeeld de USA wordt in Nederland een zaak niet ‘at random’ toegewezen aan een rechter. Neen, dat wordt in overleg met de griffier en de president van de rechtbank bepaald. Klassiek is het voorbeeld dat al eerder besproken is op dit platform in de zaak van de heer Rem versus Ohra. Paul Ruijs haalde die zaak tijdens de bijeenkomst weer eens boven tafel als typisch voorbeeld van de óns kent ons cultuur binnen de rechtspraak, met als gevolg dat de uitspraak eigenlijk bij voorbaat al vaststaat. De heer Rem kreeg bij de rechtbank Arnhem gelijk in een relatief simpele zaak over schadevergoeding nadat zijn vrouw als gevolg van een ongeluk voorgoed arbeidsongeschikt raakte. Maar direct na afloop van de zitting meldde de advocaat van Ohra aan Rem dat hij in hoger beroep zou gaan en dat Rem er wel achter zou komen waarom. Wat bleek, bij het Gerechtshof in Arnhem zat een drietal raadsheren die een binding hadden met Ohra en u raadt het al, Ohra won het hoger beroep. Rem ging op onderzoek uit en kwam achter deze belangenverstrengeling en ging in cassatie bij de Hoge Raad. Hij kreeg aldaar gelijk en toen nam Ohra het initiatief, bood een forse schadevergoeding aan in combinatie met een zwijgcontract, aldus Ruijs.
Klassiek is het voorbeeld toen Paul Ruijs op zoek ging naar het openbare register waarin de bijbanen van rechters moesten worden opgenomen. Hij ondervond daarbij tegenstand vanuit de rechterlijke macht. Ze vonden een dergelijke verzoek ongepast, want wie twijfelt er immers aan de integriteit van de rechter? Ruijs pakte door en kwam achter een veelheid van betaalde bijbanen van rechters die gewoon niet opgegeven waren.
Concept vonnis even toesturen naar bevriende partij
Een ander schrijnend voorbeeld dat Ruijs aanhaalde was het geval waarbij een rechtszaak gewoon plaatsvond zonder griffier. De rechter in kwestie besloot het conceptvonnis even toe te sturen naar de bevriende partij om te mogen vernemen of de ‘klant’ er tevreden mee was. Een stagiaire op het kantoor van de advocaat stuurde het concept vonnis ‘per ongeluk’ door aan de wederpartij en zo kwam deze zaak boven water. Zijn we hier in Rusland of in Nederland, kan men zich afvragen. En wat is er gebeurd met de rechter?
Ook bij de Hoge Raad was men ‘not amused’ toen Paul Ruijs conform het inzagerecht vonnissen opvroeg om na te kunnen gaan of er al dan niet sprake zou kunnen zijn van belangenverstrengeling.
De conclusie mag duidelijk zijn. Het wordt hoog tijd voor de wet verschoningsplicht voor rechters. De goedwillende en onkreukbare rechters hebben er net als de rechtzoekenden, alle belang bij dat deze wet er zo snel mogelijk komt. Dan kan men de kwaadwillenden eindelijk aanpakken, met in het achterhoofd de afgelegde ambtseed. Een burger die in de bebouwde kom met een snelheid van 90 kilometer rijdt komt immers ook niet weg bij de rechtbank met het verhaal dat het bord aan zijn aandacht is ontsnapt…
Alfred Mol Reageren
Tja, het probleem van rechters is mij welbekend m.n. de betrokkenheid van mr EJ Numann, die ik leerde kennen bij KG 93/677 bij het beruchte KG met KTI bv – omstreeks 2000 overgenomen door het grote Technip. Deze mr Numann trad 2X (!) op in dezelfde zaak zonder griffier. Ik was nog onervaren hoe optetreden met zulke rechters. De zitting v/h KG was eigenlijk een farce, KTI maakte groot theater dat ik geheime know-how van KTI zou hebben gestolen. Dat was onzin, want die zgn geheime know-how was verkrijgbaar in de Bib v/d Politecnico. NB Dat gemeld aan mr Numann. Echter in het vonnis was dat niet terug te vinden. Het foute optreden van Numann ook gemeld bij mr Van Delden- maar had geen effect. En toch maakte Numann promotie tot VP HR. Mijn conclusie is dat de feiten geen rol spelen, het gaat erom wie je bent, wie je advocaat is, synagoge enz. In 2007 heb ik klacht bij het Eur. Hof laten indienen. Binnen 2 jr besliste het Eur. Hof dat mijn case goed fout was behandeld en veroordeelde de Staat der NLtw mbt Art 6.1 en ook Art 13. Echter het Hof Den Haag deed net alsof het Eur. Hof geen rol speelde en besliste zoals dat wederpartij goed uitkwam. NB Mijn advocaat deed jarenlang goed werk, maar werd wellicht tgv Eur. Hof veroordeling flink de les gelezen (door de rechters v/h Hof – neem ik aan), want vervolgens wanprestatie. De AutR in Den Haag is eigenlijk gewoon bedrog.
C’ est la vie….