De projectencarrousel maakte de Wielenpôlle tot een goudmijn voor welzijnsinstellingen

20 februari 2018
Kennisbank

Michel Klompmaker
Onlangs hadden we een exclusief interview met Bea Moed, die nauw betrokken is bij het welzijn van de wijk Wielenpôlle in Leeuwarden. Bea is van mening dat herinrichting van het sociaal domein absoluut noodzakelijk is, maar  dat de belangen om het bestaande systeem overeind te houden groot zijn. Zij zal hierover als keynote op 5 april a.s. in de namiddag spreken op het komende RiskCongres Public Values in Den Haag en daarbij haar mening niet onder stoelen of banken steken. U kunt daarbij aanwezig als u zich nu online aanmeldt.

U bent betrokken en ook zichtbaar in de speciale TV documentaire over een van de armste wijken in Nederland, te weten de wijk Wielenpôlle in Leeuwarden, die door BNNVARA onlangs vertoond werd onder de naam “Typisch Wielenpôlle”. Kunt u in het kort even schetsen wat voor een soort wijk dit is?
Bea Moed: “De Wielenpôlle is een kleine volkswijk in Leeuwarden met rond de 500 inwoners. Het is een wijk met vooral huurwoningen en een klein woonwagenkamp. In de Wielenpôlle wonen vaak meerdere generaties van één familie. Mensen die in de Wielenpôlle geboren zijn, blijven er vaak hun hele leven wonen of komen later weer terug. De wijk staat bekend om haar saamhorigheid, maar ook om haar geslotenheid. De sociale problemen in de wijk zijn groot. De wijk staat al jarenlang bovenaan de lijst van armste wijken van Nederland. In 2015 stond de Wielenpôlle op nummer één van de lijst van slechtste plekken om op te groeien in Nederland (Kinderen in Tel).”
Wat is het meest kenmerkend van deze wijk als u dat vergelijkt met andere arme wijken in Nederland?
Bea Moed: “In de Wielenpôlle worden veel sociale problemen van generatie op generatie doorgegeven. Kinderen groeien op in gezinnen met schulden en hebben later zelf ook weer schulden. In de documentaire “Typisch Wielenpôlle” zegt een wijkbewoner: iedereen heeft wel schulden. Daarmee zegt zij eigenlijk dat het hebben van schulden een normaal verschijnsel is in de wijk. Datzelfde geldt ook voor werkloosheid en andere sociale problemen in de wijk. Het hoort bij het leven in de Wielenpôlle. Onderwijs zou een belangrijk middel kunnen zijn in de strijd tegen werkloosheid en armoede. Maar in de Wielenpôlle is de doorstroom naar hoger onderwijs laag en de schooluitval hoog. Ouders zijn niet bij machte hun kinderen voldoende te ondersteunen bij hun opleiding. Het is de keerzijde van de saamhorigheid in de wijk: mensen zijn naar binnen gericht maar vinden daar geen aanknopingspunten om verder te komen. Zo blijft de cirkel van armoede en achterstand in stand.”
Er is hier dus sprake van een structureel probleem, dat er bij wijze van spreken “in de genen” van deze wijk verankerd is. Hoe keek de gemeente Leeuwarden tegen deze wijk aan, laten we zeggen zo’n vijfentwintig jaar geleden en wat is nu de officiële gemeentelijke politiek?
Bea Moed: “De gemeente heeft door de jaren heen veel geïnvesteerd in de wijk. Er waren jongerenwerkers, kinderwerkers, opbouwwerkers, maatschappelijk werkers en tal van ambtenaren die zich met de Wielenpôlle bezig hielden. Sinds 2013 worden in Leeuwarden wijkteams ingezet, ook in de Wielenpôlle.”
OK, dat is de officiële versie, maar hoe zit dat in de praktijk?
Bea Moed: “In de praktijk leidden alle goede bedoelingen en miljoeneninvesteringen tot niets. Natuurlijk werden er zowel op individueel als collectief niveau  problemen opgelost en werden er een hoop leuke dingen gedaan waardoor de realiteit minder rauw leek, maar een echte verandering was er niet. De wijk bleef bovenaan de beruchte lijsten staan. De projectencarrousel maakte de Wielenpôlle tot een goudmijn voor welzijnsinstellingen. Het sociaal beleid in de Wielenpôlle had zelfs een negatief effect: bewoners werden steeds afhankelijker van professionele hulp en de eigen kracht erodeerde. Toen de Wielenpôlle in 2011 weer bovenaan een lijst stond brak er voor het eerst iets in de wijk. Bewoners eisten invloed op de besteding van middelen en het beleid in hun wijk. Uiteindelijk gaf de gemeente toestemming voor een experiment in de kantlijnen van het beleid. Voor dit experiment werden macht en middelen deels overgeheveld naar bewoners.”
En wat vinden de bewoners ervan?
Bea Moed: “Tot het experiment was het sociaal beleid in de wijk altijd een vast gegeven geweest. Iets waar bewoners het niet mee eens waren, maar waar ze geen invloed op hadden. Iets waar je zo weinig mogelijk mee te maken moest zien te krijgen. Een verlengstuk van de overheid. En aan de andere kant was het ook comfortabel om altijd de schuld van alles te kunnen geven aan dit beleid en haar uitvoerders. Zo hoefden bewoners zelf geen verantwoordelijkheid te nemen. Het experiment betekende een totale verandering, ineens stonden bewoners zelf aan het roer. Ze moesten niet alleen oplossingen bedenken, maar ook zorgen voor de uitvoering. Volwassenenonderwijs werd een belangrijk item werd in de wijk.  Ze kwamen er namelijk achter dat ze kennis en diploma’s nodig hadden om dingen ook daadwerkelijk zelf te kunnen doen. De verhouding tussen bewoners en overheid en instellingen veranderde ingrijpend. In de wijk ontstond een nieuw zelfbewustzijn.”
Bent u ervan overtuigd dat de publieke middelen, dus geld en public values, hier goed worden ingezet?
Bea Moed: “Ik ben ervan overtuigd dat met veel minder geld veel meer bereikt zou kunnen worden. Op dit moment betekent investeren in het sociaal domein nog vooral het subsidiëren van instellingen. Bij de eindverantwoording ligt de nadruk vooral op het proces en niet op het resultaat. Ik vraag mij af of deze manier van financieren wel transparant en efficiënt is.”
Wat zou er volgens u in concreto verbeterd moeten worden, met andere woorden wat zou u doen als u met een zak geld uit het publieke domein onder uw verantwoordelijkheid dit probleem structureel kunt aanpakken?
Bea Moed: “Ik ben ervan overtuigd dat alleen een structuur waarmee we direct in wijken en mensen kunnen investeren ook echt tot resultaat leidt. Met investeren bedoel ik niet zozeer het beheersbaar maken van problemen, maar vooral ook investeren in ontwikkeling op individueel als collectief niveau. Dat betekent heel concreet zo veel mogelijk investeren in zelforganisatie en onderwijs en eerst kijken wat bewoners zelf kunnen regelen. Zo stimuleer je de wijkeconomie en verhoog je het kennisniveau in de wijk zelf, waardoor steeds minder professionele hulp van buitenaf nodig zal zijn.”
Enig idee, hoeveel geld de gemeente Leeuwarden zou kunnen besparen als ze uw aanpak zouden omarmen?
Bea Moed: “ Het is moeilijk om alle besparingen in beeld te brengen, maar alleen al door bijvoorbeeld een deel van de taken van een wijkteam over te hevelen naar een kleine wijk als de Wielenpôlle kun je alleen op de directe kosten in ieder geval al rond de  200.000 euro besparen.”
Is er zicht op verandering?
Bea Moed: “De tekorten op het sociaal domein dwingen tot nieuwe keuzes. Op dezelfde manier verder gaan kan eenvoudigweg niet meer. In het regeerakkoord is “The right to challenge” opgenomen waarmee burgers het recht krijgen om diensten over te nemen. Een echte herinrichting van het sociaal domein lijkt bijna onvermijdelijk, maar de belangen om het bestaande systeem overeind te houden zijn groot.”

Plaats uw reactie

Your email address will not be published. Required fields are marked *