Op zoek naar weerbaarheid wanneer de democratie onder druk staat

15 februari 2023
Kennisbank

Op donderdag 26 januari jongstleden was De Gasfabriek in Deventer het decor van de lectorale rede van Willeke Slingerland, lector weerbare democratie aan Saxion Hogeschool. Velen waren naar Deventer afgereisd uit alle windhoeken van Nederland van Groningen tot en met Maastricht om getuige te kunnen zijn van het uitspreken van deze rede. Het was een indrukwekkende rede en na afloop werd Willeke uitgebreid in de bloemetjes gezet en het langdurige applaus voor haar was meer dan verdiend. Hieronder vindt u de tekst van de uitgesproken lectorale rede, waarbij wij voor de leesbaarheid enkele tussentitels geplaatst hebben. Het onderwerp is meer dan actueel, met het afnemende vertrouwen van burgers in de overheid en politici. Het een en ander zal ongetwijfeld straks na de Provinciale Staten verkiezingen op 15 maart 2023 hard aankomen bij de gevestigde macht in Den Haag. Maar daar zal ongetwijfeld een positieve draai aangegeven worden, zo is te verwachten. Niet onvermeld mag blijven de recente teksten op de Erasmusbrug in Rotterdam en het Anne Frank Huis. De toegenomen ongelijkheid qua inkomens en vermogens gaat de komende tijd een issue worden dat niet meer onbehandeld kan blijven. Zeker nu, in het licht van de recordwinsten van enkele multinationals, die met hun macht regelmatig de politiek en overheid onder druk zetten… ten voordele van wie?   

Willeke Slingerland ter gelegenheid van het uitspreken van haar lectorale rede op 26 januari 2023 in Deventer:

Het jaar 1996, als middelbare scholier

Het zal 1996 geweest zijn. Samen met zo’n honderd andere middelbare scholieren uit heel Nederland verzamelden we in het provinciehuis van Arnhem om daar zitting te nemen in het Model Europees Parlement. Het was een optimistische tijd. Drie jaar daarvoor was in Maastricht de Europese Unie opgericht. De EU stond voor een steeds nauwere samenwerking tussen gevestigde democratieën. Welvaart, welzijn en stabiliteit leken gegarandeerd. De Europese Unie bestond op dat moment uit een beperkt aantal lidstaten maar voor de toekomst stond de deur open voor die landen die voortvarend stappen zetten in hun democratiseringsproces. Het optimisme en de positiviteit waren ook voelbaar in het provinciehuis, waar wij als leerlingen drie dagen lang in de huid kropen van Europarlementariërs uit de diverse lidstaten. De jonge Willeke liep daar ietwat bleu rond. Ik denk dat hier toch een zaadje is geplant dat maakte dat ik Internationaal en Europees recht
ging studeren. Democratie als rode draad in mijn leven. Ik werd eerst fractieondersteuner in de Provinciale Staten van Zuid-Holland, daarna beleidsmedewerker in de Tweede Kamer en vrijwilliger voor de LibDems in Newcastle. Als basisschoolleerling liep ik met mijn ouders mee tijdens de demonstratie tegen kernenergie en als gezin reisde we naar vrienden van mijn ouders in Oost-Berlijn.

Zonder er taal aan te kunnen geven ervoer ik verschillende machtsverhoudingen en kreeg ik een glimp te zien van actief burgerschap. In de tijd dat ik tiener was, de jaren ’90, zagen we de liberale westerse democratieën als voltooid. Dit was het eindstation waar we als samenleving rustig zouden gedijen. We werden in ons denken gesterkt door de Amerikaans politicoloog, socioloog en filosoof Francis Fukuyama die constateerde dat democratisering een wereldwijde beweging was. In zijn befaamde boek ‘Het einde van de geschiedenis en de laatste mens’ typeerde hij de jaren ‘90 niet alleen als het einde van de Koude Oorlog of het einde van het naoorlogse tijdperk. Hij zag hierin het einde van de geschiedenis als dusdanig: vanaf nu zouden er geen ideologische twisten over staatsvorm meer zijn. De Westerse liberale democratie zou wereldwijd de finale bestuursvorm zijn.

Anno 2023 is de de situatie in Europa drastisch veranderd

Nu 27 jaar later sta ik hier en spreek ik mijn rede uit ‘Op zoek naar weerbaarheid wanneer de democratie onder druk staat’. Fukuyama’s boek bleek een utopie. Van een einde van de geschiedenis is geen sprake en democratie bleek geen rustig bezit. Dankzij machtsmisbruik, corruptie en desinformatie blijken autocratische leiders opnieuw aan de macht te kunnen komen, onder andere in landen als Hongarije, Turkije en de VS. En wat niemand voor mogelijk hield, gebeurde toch. Naast toetreding tot de EU, werd ook uittreding uit de EU een reële optie. De verbondenheid binnen en tussen democratieën is onder druk komen te staan. Deze druk is, zoals u zult horen, veelzijdig van aard en verschijningsvorm.In de komende drie kwartier neem ik u mee in de zoektocht van ons lectoraat naar de weerbaarheid van onze democratie. Ik zal dit doen door dieper in te gaan op de essentie van de democratie: het gelijke speelveld. Op basis van ons praktijkonderzoek zal ik een aantal patronen uitlichten die dit speelveld onder druk zetten. Ik sluit af met een presentatie van onze onderzoekslijnen waarin wij betekenis geven aan het begrip weerbare democratie.

Het paradoxale van de democratie

Toen tussen 500-300 v. Chr. in Griekse stadstaten als Athene de eerste vormen van directe democratie ontstonden, had de term ‘democratie’ nog een hele negatieve connotatie. Democratie werd gezien als een perverse vorm van het allemansregime. Volwassen mannen, niet slaaf of vreemdeling zijnde, hadden direct stemrecht over besluiten maar stemden op basis van ieders particuliere belang. Een democratie waarbinnen het grotere algemeen belang van alle inwoners uit de stadstaat voorop stond, bestond nog niet.

Mede onder invloed van de verlichting is deze negatieve kijk op democratie door de eeuwen heen veranderd in een waardering voor de democratie. Een simpele beschrijving van ‘democratie’ luidt dat dit een vorm van besluitvorming is waaraan alle betrokkenen op gelijke basis deelnemen. De betrokkenen kunnen direct of indirect deelnemen omdat zij daartoe door die gemeenschap zijn gerechtigd. Er is geen universele definitie van democratie, maar democratiseringsprocessen worden wel gemeten. Zo publiceert de Economist Intelligence Unit jaarlijks de Democratie Index: een ranglijst waarin het democratische gehalte van landen de plek op de lijst bepaalt. Hiervoor hanteert de Unit 5 indicatoren om democratieën te typeren:

  • eerlijke verkiezingen en pluralisme
  • een goed functionerende regering
  • de mate van politieke participatie
  • de mate van democratische politieke cultuur en de bescherming van mensenrechten.

In 2022 was slechts 6,4% van de 167 onderzochte landen te typeren als een volledig ontwikkelde democratie. Hierbij is er voor het eerst sinds jaren sprake van een achteruitgang. Democratie gaat altijd over machtsverhoudingen. Wie regeert en wie worden er geregeerd? Wie heeft de macht en wie of wat vormt de tegenmacht? De liberale democratie waartoe gevestigde democratieën zoals Nederland behoort worden gekenmerkt door de ‘democratieparadox’. Belgisch politicoloog en filosoof, Chantal Mouffe, beschrijft dit als volgt: “Waar het liberale leunt op individuele vrijheden, mensenrechten, rechtsstatelijkheid en de autonomie van het individu, is voor het democratische aspect juist gelijkheid en de stem van de meerderheid van belang.” Volgens Mouffe is deze spanning tussen het liberale en het democratische wezenlijk, omdat het een samenleving dwingt om steeds opnieuw de machtsverhoudingen te overwegen en deze aan te passen als dat nodig is. Deze
belangenstrijd is cruciaal voor een democratie. Tegenstanders zijn hier geen vijanden maar benodigde opponenten en waarbij beide ondanks de gevoelde tegenstellingen, beseffen dat ze iets belangrijks delen, namelijk: de samenleving. Een democratie kent dus geen eindtoestand maar is doorlopend in beweging!

Dit benodigde belangenconflict, deze macht en tegenmacht, zijn voorwaardelijk voor het realiseren van een gelijk speelveld. Tegenmacht corrigeert waar nodig het gedrag van de macht. Tegenmacht zorgt ervoor dat de macht dingen gaat doen die ze uit zichzelf liever niet zou doen maar ook dat ze een aantal dingen niet meer doet die ze juist liever wél zou doen. Een democratie functioneert alleen als er naast instituten zoals de volksvertegenwoordiging, ombudspersonen, rekenkamers en kiesraden ook maatschappelijke waakhonden zijn in de vorm van een actieve burgersamenleving en pluriforme media. Immers, de vertegenwoordigende democratie kan niet zonder de maatschappelijke democratie en de institutionele macht niet zonder de geïnstitutionaliseerde en maatschappelijke tegenmacht. Hierbij valt nog iets paradoxaals op te merken ten aanzien van het publiek vertrouwen. Voor een democratie is het nodig dat er sprake is van burgervertrouwen in de politiek. Dit legitimeert de macht en daarmee de totstandkoming en invoering van beleid. Maar tegelijkertijd is voor het goed functioneren van de democratie ook enig wantrouwen noodzakelijk. Immers we verwachten van onze volksvertegenwoordigers, burgersamenleving en media dat zij actief de macht controleren. De druk op onze democratie neemt toe nu de kracht van zowel de
geïnstitutionaliseerde als maatschappelijke tegenmacht verzwakt is en er geen sprake is van een evenwicht tussen gezond vertrouwen en wantrouwen.

Recent hebben ervaren politici en oud-politici zoals Johan Remkes, Herman Tjeenk Willink en Pieter Omtzigt maar ook de Raad voor het Openbaar Bestuur en SER voorzitter Kim Putters zich uitgelaten over het niet goed functioneren van de vertegenwoordigende en maatschappelijke democratie. Titels en quotes als “Lage drempels, hoge dijken” “Burgers aan het roer van hun leven” en “Het moet anders” geven blijk van de gevoelde urgentie om werk te maken van dit aspect van onze democratie.

Moet de representatieve democratie dan volledig op de kop?

Werken oude democratische structuren niet meer in het huidige tijdsgewricht? Over de Tweede Kamer wordt al langer gezegd dat zij haar controlerende rol niet meer waarmaakt nu regeringsinformatie gemankeerd of slechts ten dele wordt verstrekt, er sprake is van hoge werkdruk en fractiediscipline domineert. Dit geeft ruim baan aan lobbyisten. Er is ook enige zorg over het functioneren van de lokale volksvertegenwoordiging: de gemeenteraad. Recent gaf ik een lezing voor de griffiers van de 100.000 plus gemeentes. Er werd instemmend geknikt toen een van de griffiers zei: “de belangenstrijd wordt al lang niet meer in de politieke arena van de raad gevoerd, maar in de triple helix samenwerking (vaak board genaamd) tussen politiek, bedrijfsleven en kennisinstellingen. In dit gremium worden door bestuurders de grote plannen voor de economische en sociale ontwikkeling in de regio bepaald.” U kunt zich voorstellen dat ik enerzijds deze openheid en het goede gesprek dat hierop volgde wel kon waarderen.

Anderzijds voelde ik mij ook wat bedroefd. Hoe kan het dat we in tegenstelling tot het optimisme van de jaren ’90 nu zo somberen over het functioneren van de democratie? Nu is het makkelijk om de schuld te leggen bij het neoliberalisme en kapitalisme, de ontzuiling of marktwerking. Hier is door deskundigen al het nodige over gezegd dat ik niet zal herhalen. De reden is dat dit grootse bewegingen zijn die zich gevoelsmatig buiten onszelf afspelen. Ze zijn relevant en wetenschappelijk gezien valt hier ook de komende jaren nog veel over te zeggen. Maar voor mij als lector met een focus op de praktijk, zijn dit niet direct de aanknopingspunten die toepasbaar zijn in het werkveld. Als lectoraat proberen wij voor specifieke doelgroepen en binnen concrete contexten de weerbaarheid te vergroten via bewustwording en door middel van concrete handelingsperspectieven. Dit doen we zowel in Nederland maar ook in Aruba, Albanië en Jemen. Hierbij vertalen we kennis naar de praktijk en levert de praktijk weer nieuwe kennis op. Voordat ik hier nader op inga, wil ik eerst wat dieper ingaan op de rode draad in ons onderzoeksprogramma: het gelijke speelveld, het spel, de spelers maar ook het vals spelen.

Vals spelen

Democratie gaat uit van een gelijk speelveld en is daarmee een normatief en inclusief concept. Er moet zoveel mogelijk gestreefd worden naar gelijke startposities van de deelnemers. Het is in dit licht interessant om opnieuw kennis te nemen van het al in 1938 verschenen boek ‘Homo Ludens’ van Nederlands historicus, cultuurfilosoof en antropoloog Johan Huizinga. Huizinga introduceerde hier het beeld van de mens als Homo Ludens (‘speler’). Afgelopen december stonden diverse kennisinstellingen stil bij de 150e geboortedag van Huizinga en de betekenis van zijn beeldspraak voor de democratie. Het spel creëert saamhorigheid en gemeenschappen en is daarmee een onontbeerlijk onderdeel van de veerkrachtige samenleving. De Homo Ludens is degene die zich steeds weer opnieuw kan overgeven aan de strijd, de strijd die een onlosmakelijk onderdeel is van het leven in een diverse samenleving. De Homo Ludens ziet in het conflict een uitdaging om niet alleen het spel, maar ook zichzelf als spelende mens steeds weer opnieuw uit te vinden. Op die manier draagt de spelende mens bij aan het idee van een politieke gemeenschap waar we onophoudelijk de strijd
aangaan en onze machtsrelaties herdefiniëren. Het betreft een continue wisselwerking: het spel vormt zijn spelers die op hun beurt het spel bepalen. De ‘spelregels’, de ‘spelhouding’ en de ‘spelgemeenschap’ zijn blijvende aspecten van menselijke activiteit, ongeacht of de deelnemers zich daar nu bewust van zijn of niet. Zonder het spel kan geen cultuur bestaan; een samenleving waarbij het spelelement steeds verder naar de achtergrond raakt, komt in verval.

De democratie kan dus niet zonder ‘spel’ of ‘strijd’ in de vorm van macht en tegenmacht, maar dit dreigt te verdwijnen wanneer er wordt vals gespeeld. Valsspelen vindt plaats wanneer het speelveld te maken krijgt met ongekende belangen en invloeden. Dit is de druk die onze democratie op de proef stelt. We denken dat we een goed beeld hebben van valsspelen. In ons onderzoek blijken er toch hele klassieke beelden van vals spelen te bestaan. Vals spelen kan op verschillende manieren. Door crimineel gedrag en door slecht bestuur. Binnen de onderzoekslijnen financieel economische criminaliteit en goed bestuur en integriteit doen wij onderzoek naar beide fenomenen.

Eerst iets over de genoemde ondermijning financiële economische criminaliteit die de institutionele macht bedreigt en intimideert. In de meest directe zin van het woord, is er sprake van valsspelen wanneer criminele en malafide organisaties het speelveld binnendringen en zich onrechtmatig middelen toe eigenen. Binnen ons onderzoek naar ondermijning zien wij hoe criminele samenwerkingsverbanden weten door te dringen tot de bovenwereld (bijvoorbeeld gemeente of politie) dankzij omkoping, chantage, intimidatie of bedreiging van ambtenaren, bestuurders,
accountants, makelaars en notarissen. Samen met deze sectoren, beroepsgroepen en opsporingsdiensten doen wij onderzoek naar ondermijning. Dankzij deze kennisuitwisseling worden de ondermijningsvormen sneller herkend en worden kwetsbaarheden in het beleid of de governance blootgelegd en zo de weerbaarheid van de professionals en organisaties vergroot.

Momenteel doen wij in dit kader onderzoek naar zorgfraude. In 2015 werden de gemeenten verantwoordelijk voor het organiseren van zorg. Via het Gemeentefonds werden gemeentes verantwoordelijk voor het uitkeren van zorggelden aan zorgbehoevenden. Het ging hierbij om de WMO, Jeugdwet en Participatiewet. Deze decentralisatie stuitte op veel weerstand bij de gemeentes, zorgbehoevenden, zorgaanbieders en wetenschappers vanwege zowel de complexiteit van de opdracht, de snelheid waarmee de decentralisatie gepaard ging en vanwege zorgen over de uitvoerbaarheid. Inmiddels zijn we bijna acht jaar verder. Naast de berichten over tekortschietende zorg, mede als gevolg van het personeelstekort en de vergrijzing, wordt er ook steeds meer bekend over zorgfraude. Schattingen lopen uiteen, maar het vermoeden is dat er jaarlijks alleen al voor 200 tot 500 miljoen euro aan zorgfraude wordt gepleegd met de gelden voortkomend uit WMO en Jeugdwet. Deze fraude kent verschillende verschijningsvormen zoals: het ronselen van cliënten die geen zorgbehoefte hebben, het ophogen van de zorgvraag, het inzetten van onvoldoende
(gekwalificeerd) personeel, het laten verrichten van arbeid door cliënten zelf en het declareren van zorg die niet is geleverd. Dankzij faillissementsfraude en turbo liquidatie kan de zorgaanbieder vervolgens van het toneel verdwijnen, waarna het voor gemeenten haast onmogelijk blijkt om zorggelden terug te vorderen. Inmiddels gaat de helft van de gemeentelijke begrotingen naar het sociaal domein. Reden genoeg om valsspelen binnen dit domein terug te dringen.

Praktijkonderzoek

Binnen de regio Twente verrichten wij op dit moment een onderzoek waarin wij een 19-tal dossiers onder de loep nemen op zoek naar relevante signalen – in het gehele proces van inkoop tot toezicht en handhaving – om zorgfraude in een zo vroeg mogelijk stadium te herkennen, of beter, te voorkomen. Dit onderzoek zal in het voorjaar worden afgerond. Een voorlopig onderzoeksresultaat wil ik u niet onthouden en dat heeft te maken met het delen van informatie. Relevante informatie wordt niet altijd gedeeld door interne afdelingen van de gemeenten, zoals bijvoorbeeld de afdelingen inkoop (aanbestedingen) en toezicht en handhaving. Maar ook wordt er weinig informatie gedeeld door gemeentes onderling én tussen gemeentes, de Belastingdienst, het UWV, de Kamer van Koophandel en de zorgverzekeraars. Voor een deel heeft dit te maken met wettelijke beperkingen onder andere vanuit de AVG, maar deels is er, als gevolg van de Toeslagenaffaire ook een kramp waarneembaar om (zachte) signalen te delen. Zo kan het in de praktijk gebeuren dat een gemeente een malafide zorgaanbieder ontdekt die WMO gelden achteroverdrukt, maar hierbij de zorgverzekeraars niet mag waarschuwen voor het contracteren van diezelfde malafide zorgaanbieder; een zorgaanbieder dus die probeert met een beroep op de Wet Langdurige zorg een voet tussen de deur te krijgen bij een zorgverzekeraar. Dit voorbeeld laat een patstelling zien tussen enerzijds de noodzaak om ondermijnende criminaliteit zoals zorgfraude te bestrijden en anderzijds het onvoldoende toegerust zijn om dit gezamenlijk te doen. Daar komt als complicerende factor bij dat er een enorm tekort aan zorgverleners is. Het handhaven in de vorm van het uitsluiten van malafide zorgaanbieders leidt tot een acuut probleem omdat zorgbehoevenden nergens anders terechtkunnen.

Over de circuits binnen het openbaar bestuur die de institutionele macht en tegenmacht uithollen

Vals spelen kan ook op een minder tastbare wijze gebeuren. Het speelveld verandert dan niet acuut of door crimineel gedrag maar meer onbedoeld en na verloop van tijd. Het is bovendien niet door toedoen van mensen met verkeerde intenties, maar door collectieve gedragingen die geleidelijk het speelveld schade berokkenen. Een van de fenomenen om dit te illustreren, introduceerde ik in 2018 aan de hand van het begrip: netwerkcorruptie. Het gaat hierbij om mensen in positie, die zich met elkaar identificeren, dezelfde ‘taal’ spreken en eenzelfde kijk op de wereld hebben. Samen vormen zij netwerken waarbinnen groepsmechanismen op gang komen. Zo is er veelal sprake van een grote mate van onderlinge solidariteit en loyaliteit, soms ook vriendschap…. Deze netwerken vormen een waardevolle vorm van sociaal kapitaal. Echter de deelname brengt wel een extra zorgplicht met zich mee, namelijk het voorkomen dat het netwerk ontaardt. Met behulp van de weerbaarheidsscan proberen wij concreet invulling te geven aan die zorgplicht.

Netwerk ontaarding

Netwerk ontaarding begint als de groep te veel naar binnen gekeerd raakt. Wanneer netwerkleden zich vooral ophouden met elkaar en niet meer in contact staan met anderen. Het gaat hier om gesloten circuits waarmee formeel en informeel contact wordt onderhouden en waar impliciet geldt: jij bent er voor het netwerk en het netwerk is er voor jou. En juist omdat het impliciet is, is het zo ingewikkeld. Wanneer sleutelfiguren, binnen het openbaar bestuur op basis van hun bestaande en voormalige functie en nevenfuncties, informele netwerken vormen, dan zorgt dit ervoor dat zij elkaar vertrouwen en elkaar in positie minder kritisch zullen bejegenen. Ook wanneer zij tot de institutionele macht en tegenmacht behoren. Terwijl zij, zo blijkt uit de praktijk, in de veronderstelling zijn kritisch te denken en autonoom te oordelen, is er het risico onbewust beïnvloed te worden door dit netwerk. Dankzij deze ethische blindheid dreigt de noodzakelijke strijd op het speelveld te verdwijnen.

Op een zonnige zondag in september 2022 ging ik hier, op uitdaging van een politieke partij, over in gesprek met hoogleraar bestuurskunde Caelesta Braun. Al pratende kwamen we erachter dat we vanuit verschillende functies en disciplines en met gebruikmaking van andere termen een vergelijkbaar fenomeen onderzoeken. Braun schrijft in haar oratie hoe ongekende belangen de democratische rechtsstaat ondermijnen. Hierbij signaleert zij hoe de grote economische spelers hun belangen goed zichtbaar weten te maken voor politiek en bestuur en constateert zij dat deze invloed vaak lang uit het zicht van de samenleving blijft. Kleinere maatschappelijke spelers met collectieve belangen daarentegen schuiven zelden aan bij besloten bestuurlijke of politieke overleggen. Hun belangen blijven ook onzichtbaar voor politiek en bestuur. Braun constateert dat beide daarmee ongekende belangen vormen. De één ongekend in de betekenis van een groot economisch of partijpolitiek belang, vaak wel bekend bij politiek en bestuur maar tegengesteld aan het publieke belang. De ander ongekend in de betekenis van onbekend (bewust of onbewust) bij politiek en bestuur maar juist van grote betekenis voor het publieke belang.

Daar waar netwerkbelangen domineren zal dit ten koste gaan van participatie en inclusie en het gelijke speelveld. De circuits vormen uiteindelijk de voedingsbodem voor praktijken die onbehoorlijk zijn. Recente voorbeelden hiervan zijn de toeslagenaffaire en de aardgaswinning in Groningen. Hier zijn niet alleen de levens ontwricht van diegenen die tussen de wielen van de overheid zijn terechtgekomen. De casussen hebben een direct effect op het publiek vertrouwen en daarmee de draagkracht voor de democratie. Zonder afbreuk te willen doen aan de complexiteit van de aardgaswinning in Groningen, licht ik toch een paar verklaringen uit die gedeeld zijn tijdens de parlementaire verhoren afgelopen najaar. Zo stelde een voormalig financieel topambtenaar over de samenwerking tussen de Nederlandse staat en olie- en gasbedrijven: “private belangen wogen zwaarder dan publieke belangen”. Op basis van de publiek-private samenwerking en onderlinge vriendschappen binnen de politiek en deze bedrijven was het mogelijk voor bestuurders van Shell en ExxonMobil om de deur plat te lopen bij zowel de premier als de ministeries. Dankzij deze
netwerken hadden de multinationals een voorsprong en voorkeurspositie in de besluitvorming over de aardgaswinning.

Toen in 2015 een gedupeerde een kort geding aanspande tegen de Nederlandse Staat om aan te tonen dat de aardgaswinning zoveel onveiligheid opleverde dat dit een schending van de mensenrechten opleverde, heeft de NAM geprobeerd om via een familielid van deze gedupeerde druk op hem uit te oefenen waardoor hij zijn kort geding tegen de Nederlandse staat in zou trekken. De NAM heeft ook geprobeerd het proces van arbitrage te beïnvloeden. De Arbiters Bodembeweging, is een club van oud rechters die laagdrempelig, zonder kosten, geschillen probeerden op te lossen tussen Groningers en het gasbedrijf. Tijdens de verhoren vertelde oud-voorzitter van deze onafhankelijke arbiter: “Er werd druk op gezet door de NAM door de onafhankelijk arbiter stelselmatig te beïnvloeden.” Uit de verhoren is bovendien naar voren gekomen dat de macht en invloed van topambtenaren vele malen groter was dan die van de betrokken bewindspersonen. Alle topambtenaren hebben aangegeven dat zij achteraf te weinig met gedupeerden en maatschappelijke organisaties hebben gesproken. Het ging hen sec om de baten. De toezichthouder, het Staatstoezicht op de Mijnen, was zelf nauw verweven met de politiek en de multinationals, wat toezicht houden bemoeilijkte. Illustratief was een sollicitatiegesprek voor de functie van inspecteur-generaal der Mijnen. Naast mensen van het ministerie van EZ was ook de vertegenwoordiger van de olie- en gasbedrijven aanwezig: de sector waarop de inspecteur-generaal toezicht moest gaan houden.

Dankzij uitgebreide reconstructies wordt duidelijk waarom in dit soort dossiers het speelveld ongelijk werd. Maar als lectoraat willen wij niet enkel de vinger op deze zere plek leggen door te wijzen naar wat er niet goed is gegaan. Wij proberen via ons praktijkgericht onderzoek naar netwerken en netwerkbewustzijn ook netwerk ontaarding te voorkomen. De weerbaarheidsscan die wij samen hebben ontwikkeld met het lectoraat Modelleren van Maatschappelijke Impact en waar een van de workshops over gaat, maakt het mogelijk om dit netwerkbewustzijn te creëren. Hierbij wordt aan weerbaarheid gewerkt door exclusieve netwerken en tunnelvisie in bestuur en besluitvorming te voorkomen. We zijn hiermee gestart in Eindhoven, het economisch hart van Nederland en misschien wel Europa, door onder andere de wethouders, burgemeester, gemeentesecretarissen, de gemeenteraad maar ook toezichthouders te bevragen over hun netwerken. Eindhoven realiseerde zich dat zij groot geworden is dankzij de netwerken rondom Philips, ASML, PSV, TU Delft (de Brainport) maar wilde met het oog op de toekomst zorg dragen dat deze verweven netwerken niet los komen te staan van de bredere samenleving. Naast de weerbaarheidsscan is het gehele integriteitsbeleid van de gemeente Eindhoven doorspekt van een rode draad: netwerkintegriteit. Inmiddels zijn wij met een doorontwikkeling bezig binnen andere gemeentes, binnen raden van toezicht in PPS en binnen ministeries. Waar we nog op wachten is een uitnodiging van de pensioenfondsen. De nieuwe Pensioenwet heeft inzichtelijk gemaakt dat ook hier de macht en tegenmacht uitgehold is. De ons kent ons en verwevenheid tussen pensioenfondsen, vermogensbeheerders, verzekeraars, wetenschap en toezichthouders heeft ook hier het speelveld ongelijk gemaakt ten koste van de vakbonden en pensioengerechtigden.

Aan de hand van twee hele verschillende voorbeelden van valsspelen heb ik laten zien hoe institutionele macht en institutionele macht en tegenmacht aan kracht inboeten. Door de ongekende belangen en invloeden wordt het spel niet meer eerlijk gespeeld. Het deel van de spelgemeenschap dat valsspeelt blijft over en het andere deel van de spelgemeenschap verliest en zal uiteindelijk gedwongen of zelfverkozen het spel verlaten. Ze zullen getypeerd worden als ‘afgehaakten’ of ‘buitenstaanders’. Deze spelbrekers worden daarbij vaak harder veroordeeld dan de valsspelers.

Digitalisering en geld als versterkend mechanisme

We moeten dus de ogen niet sluiten voor het feit dat het spel tegenwoordig onder druk staat. Hier spelen nog twee bijkomstige ontwikkelingen die potentieel als een vliegwiel kunnen functioneren, een vliegwiel om het speelveld nog ongelijker te maken. Ik spreek dan over de onstuitbare doorontwikkeling van de technologie en de dominante prikkel om steeds meer geld binnen te halen. Public affairs, lobby, marketing en reclame maar ook desinformatie en fake news krijgen grip op terreinen met een publiek belang, zoals de politiek, zorg en onderwijs. De vraag is of we spelen of dat we worden bespeeld? De invloed die uitgaat van massamedia campagnes, desinformatie en de sturing die schuilgaat achter de kunstmatige intelligentie van zoekmachines en social mediaplatformen vergroot de polarisatie en het wij zij denken. Dit levert het type ‘conflict’ op dat het tegenovergestelde is van wat Mouffe en Huizinga bedoelden. Het vergroot het risico om zonder het te weten in analoge of digitale bubbels terecht te komen waarbij we niet meer dat delen wat wezenlijk is: de samenleving.

Weerbaarheid

In januari 2018 startte ik als lector Overheid, Markt en Samenleving op Saxion. Een paar maanden daarvoor was Donald Trump als 47ste president van de Verenigde Staten geïnaugureerd. In diezelfde periode bereidde het Verenigd Koninkrijk zich voor op een zelfverkozen vertrek uit de EU. Inmiddels weten we dat de social mediaplatformen een bepalende factor zijn geweest in het stemgedrag van de Amerikaanse en Engelse burgers. Dankzij de verspreiding van, deels buitenlandse, desinformatie en inzet van algoritmes is het stemgedrag van burgers gestoeld op gemankeerde, gebrekkige of onjuiste informatie.Uiteindelijk met deze twee grote politieke ommezwaaien als gevolg. Digitalisering bleek hier het democratisch speelveld verder te kantelen. Immers nog los van macht of tegenmacht is er geen gedeelde realiteit meer. Het was voor mij de aanleiding om de naam van het lectoraat te wijzigen naar Weerbare Democratie. Weerbaarheid moet hier niet opgevat worden als defensief, militant of het opboksen tegen. Het gaat hier om weerbaarheid in positieve zin, meer als synoniem voor veerkracht en het vertrouwen en de lenigheid hebbend om om te kunnen gaan met veranderende omstandigheden.

Burgerschapsonderwijs

Bouwen aan weerbaarheid, hoe doen we dat? Allereerst door docenten en studenten zo toe te rusten dat zij tot gefundeerde morele oordeelsvorming kunnen komen tijdens de lessen en in de begeleiding van studenten. Samen met de gemeente Deventer en het lectoraat Vernieuwend Onderwijs deden wij binnen het SIA Citydeal project onderzoek naar burgerschapsvorming in de hybride leeromgeving (lab-lijn). We gaven het rapport de titel ‘Professionals van morgen: Hoe het hoger onderwijs moet voorkomen onbedoeld een nieuwe generatie paarse krokodil professionals af te leveren.’ Uit dit onderzoek bleek dat docenten en studenten weliswaar niet zitten te wachten op ‘ethiek’ maar wel degelijk behoefte hebben en urgentie voelen om de moraliteit van een vraagstuk te onderzoeken. Opvallend hierbij is dat studenten vaak prima in staat zijn om het systemische, het grotere geheel of de gelaagdheid van een vraagstuk op te zoeken, maar wij hier vanuit het onderwijs nog zoekende zijn hoe deze ruimte zo te bieden dat vooral de zoektocht beoordeeld wordt en in mindere mate het eindresultaat. Zeker wanneer het opdrachten betreft van daadwerkelijke
opdrachtgevers.

Ook kampen docenten soms met handelingsverlegenheid. Ze willen graag als Socratisch procesbegeleider deze morele oordeelsvorming in goede banen leiden maar voelen zich daarbij soms onzeker. Onzeker omdat zij zelf het morele vocabulaire niet beheersen of onzekerheid ingegeven door de angst om van bepaalde ideologieën beticht te worden. Polarisatie en woke-isme zijn hier mede debet aan. Om hieraan tegemoet te komen hebben wij een onderzoekslijn binnen burgerschapsvorming, genaamd ‘moreel kompas in complexiteit’ ontwikkeld. Hierbij gaan wij uit van de gedachte dat elk individu eerst een goed ontwikkeld eigen kompas moet hebben alvorens de complexere vragen aan te kunnen. Samen met o.a. het lectoraat Vernieuwend Onderwijs zal er op basis van onderzoekend ontwerpen gestart worden met docententraining waarbij via vijf fasen wordt toegewerkt naar de grootst mogelijke complexiteit (een moreel kompas binnen een systeem). Het vergroten van het moreel vocabulaire binnen de kennisinstelling zelf en het werkveld is een belangrijke voorwaarde om macht en tegenmacht binnen organisaties en in de samenleving te realiseren. Het leert mensen op zoek te gaan naar nuance en grijstinten. Het maakt het mogelijk om gevoelens en opvattingen op een manier te ventileren die constructief is voor de dialoog. Het geeft autonomie en een gevoel van grip en het zorgt ervoor dat de vaak makkelijk geventileerde waarden als ‘integriteit’, ‘rechtmatigheid’, ‘gelijkheid’ en‘duurzaamheid’ daadwerkelijk betekenis krijgen. Het maakt het mogelijk om voorbij de moraliteit van een besluit of handeling ook oog te hebben voor de moraliteit van een totaal na verloop van tijd. Het maakt het speelveld gelijker.

Een heel ander voorbeeld, maar in het licht van weerbaarheid minstens zo relevant, zijn de burgerinitiatieven die bijdragen aan het zicht op de realiteit die we nu lijken te ontberen. Er zijn online platforms op komst waarbij academici, journalisten en actieve burgers nieuws zo presenteren dat duidelijk is wat feiten, opinie, of discussie is. De lezer leert het onderscheid tussen feiten en meningen te herkennen. Bij dit soort initiatieven wordt ook steeds vaker rekening gehouden met het niveau van geletterdheid van de lezer. Met behoud van kwaliteit kunnen berichten worden versimpeld en meer gevisualiseerd. Dit vergroot de kans op maatschappelijke betrokkenheid en verkleint de invloed van desinformatie en lobbyen. Binnen het Europese netwerk van corruptieonderzoekers onderzoeken wij de verdere uitrol en impact van deze initiatieven. De komende jaren zullen wij samen met het lectoraat Maatschappelijke Veiligheid en hogescholen en universiteiten uit Albanië, Estland, Finland en Kosovo onderzoek doen naar het vergroten van digitale weerbaarheid.

Nieuwe waardesystemen

Een andere positieve ontwikkeling is de aandacht voor nieuwe waardesystemen. Toen ik op Saxion nog internationaal recht doceerde aan internationale en Europese studenten gebruikte ik vaak een Engelstalig handboek afkomstig van een van de Amerikaanse of Engelse universiteiten. Hierin was het ijkpunt voor de totstandkoming van soevereine staten en het eerste verdragenrecht was altijd de Vrede van Westfalen (Osnabrück en Munster). Op een gegeven moment besloot ik een boek te zoeken dat ook recht deed aan vergelijkbare ijkpunten maar dan in andere continenten. Dit bleek er te zijn en zo kon ik eens beginnen met verdagen tussen stadstaten en landen in Azië. Het is maar een klein voorbeeld, maar ik heb ervaren hoe positief dit ontvangen werd door studenten uit niet westerse werelddelen. Het leerde mij vooral inzien dat er veel meer perspectieven te ontdekken zijn; mijn Nederlands/Europese blik op de geschiedenis is er maar een….!

Binnen onze internationale projecten proberen we hier wat stappen in te zetten. Zo concludeerden we tijdens ons onderzoek naar het Nationaal Integriteitssysteem van Aruba (opgeleverd in 2022) dat er geen academische traditie op Aruba is. Aruba heeft een zwak integriteitssysteem en daarmee nog een lange weg te gaan naar een weerbare democratie. Er is eigenlijk geen sprake van een kennisbank van afstudeerscripties of structureel wetenschappelijk of praktijkonderzoek. Het valoriseren van kennis is noodzakelijk voor de weerbaarheid van een land. Tegelijkertijd troffen we op het eiland veel wijsheid aan. De uitdaging is om niet enkel vanuit ons waardesysteem (Western Scientific Knowledge) hier uitspraken over te doen maar ook te kijken naar andere waardesystemen om zo een ‘legal transplant’ te voorkomen. Dit kan door ook de inheemse en lokale, vaak niet gedocumenteerde, kennis en wijsheid te inventariseren en vast te leggen.

Tekentafel versus praktijk

En last but not least de rode draad in ons onderzoek naar ‘tekentafel versus praktijk’. De meeste van onze praktijkonderzoeken zijn of normatief ‘mag het?’ of evaluerend ‘werkt het?’ De afgelopen jaren hebben we in Nederland en daarbuiten veel ervaring op gedaan met ons onderzoek naar nationale en lokale integriteitssystemen. Hierbij stuitten we op regelgeving die
niet werkte en praktijken die niet mochten, maar ook regelgeving die prima werkte en praktijken die volstrekt rechtmatig zijn. Juist vanwege ons werken in de praktijk krijgen wij inzichten die waardevol zijn voor bestuur en beleid. Zo constateerden twee onderzoekers tijdens een opdracht voor de Tweede Kamer dat de regeldruk voor ondernemers veel te hoog is. Als kennisinstelling blijken wij op zo’n moment steeds vaker de gewaardeerde onafhankelijke en daarmee neutrale partij te zijn die bijvoorbeeld een brug kan slaan tussen bedrijven en maatschappelijke organisaties aan de ene kant en de overheid aan de andere kant. Dit is een hoopvolle beweging die de maatschappelijke democratie versterkt. Daarbij werken we juist ook samen met de bonafide partijen zoals in het geval van zorgfraude. Het weerbaarder maken van de democratie is met recht een uitdagende missie. Hiertoe zal ik de samenwerking met onderzoekers en beroepspraktijk intensiveren om kennis en kunde te kunnen uitwisselen om zo gezamenlijk het verschil te kunnen maken tegen de ondermijnende financiële economische criminaliteit en te streven naar een goed en integer bestuur. Het is
voor mij evident dat de digitalisering ons hierbij kan helpen, maar hiervoor is het voorwaardelijk dat we individueel en gezamenlijk een moreel kompas ontwikkelen, zodat we steeds meer respect krijgen voor andere perspectieven maar waarden ook kunnen omzetten naar een concreet handelingsperspectief. Ik ben vandaag niet ingegaan op de armoedekloof die steeds meer zichtbaar wordt en op zichzelf een voorbeeld is van een speelveld wat geen speelveld meer is. Ik heb er de voorkeur aan gegeven om het mechanisme dat hieraan ten grondslag ligt concreet te maken: het vals spelen op twee manieren.

Ik zal mij de komende jaren vooral richten op de veerkracht die er in de samenleving aanwezig is. Dit zal ik doen in samenwerking met andere kennisinstellingen, lectoraten, opleidingen en
het werkveld.

Een woord van dank

Dat kan ik niet alleen. En dat brengt mij tot het belangrijkste voorrecht van vanmiddag, de gelegenheid om in het openbaar de mensen te kunnen bedanken die eraan bijdroegen dat ik
hier mijn rede kan houden.

Allereerst dank aan het College van Bestuur voor het feit dat er naast lectoraten op het gebied van sleuteltechnologieën en sleutelmethodieken ook lectoraten in het leven zijn geroepen die belangrijke maatschappelijke missies als opdracht hebben. Dank aan SRGS voor de ondersteuning op aspecten als datamanagement, subsidieadvies en kwaliteitszorg. Ook dank aan Caroline van der Molen en Jolanda Algra voor de steun en het soms met stoom en kokend water moeten goedkeuren van onderzoeksvoorstellen. Dank aan de teamleiders voor het samen optrekken in onderzoek en onderwijs. Dank aan onze studenten die op verschillende wijzen participeren in ons onderzoek. Extra dank aan de studenten Bestuurskunde die de afgelopen weken raadsleden hebben geïnterviewd in het kader van de Weerbaarheidsscan en -check. Dank aan de lectoren en onderzoekers van de lectoraten Maatschappelijke Veiligheid, Modelleren van Maatschappelijke Impact, Vernieuwend Onderwijs, Ethiek en Technologie en Smart Health voor de samenwerking binnen onderzoeksprojecten. Maar bovenal speciale dank aan mijn fantastische collega’s binnen het lectoraat: Alan, Joyce, Frank, Annemarijn, Ben, Detlef, Thomas, Esther, Gerry, Monique, Robin, Caroline, Renske en Gretha. Dankzij jullie deskundigheid, arbeidsethos en humor heeft dit lectoraat kunnen worden wat het nu is. Jullie kennis en inzichten maken dat ik elke dag het gevoel heb weer iets nieuws bij te leren. Dank ook voor het werkveld in al haar verschijningsvormen, dat met ons deze complexe materie durfde aan te gaan om samen iets van die beoogde weerbaarheid te kunnen realiseren.

Last but not least dank aan mijn lieve familie en vrienden. Het is fantastisch om naast alle gezelligheid ook regelmatig de actualiteiten met jullie te kunnen bespreken. Dit voedt mijn denken en verruimt mijn blik op de thema’s die ik onderzoek. Pap en mam, Lourens en Wil dank voor de morele support die jullie bieden maar zeker ook voor de praktische steun die het mogelijk maakt om deze baan en het hebben van een gezin te kunnen combineren. En lieve Jelte, dank voor je onophoudelijke steun en betrokkenheid. Jij weet als geen ander dat onderzoek doen een tijdrovende maar oh zo mooie bezigheid is. Dank ook dat ik mijn rede op jouw verjaardag mocht houden. Dank lieve Jinze, Olsen, Igmar, Micha en Romijn voor de levensvreugde die jullie brengen. Jinze, Olsen en Igmar, ik vind het ontzettend fijn dat jullie als oudste drie er vandaag kunnen zijn.

Dit alles gezegd hebbende realiseer ik mij met hoeveel mensen ik de afgelopen jaren de democratische waarden, die wij als lectoraat nastreven, gedeeld heb. En dat geeft mij en het
lectoraat moed voor de toekomst!

Ik heb gezegd.



  • Fred Tassie

    Hoe minder tegenmacht, hoe minder democratie, hoe meer armoede.

  • drs. Freddy Vos

    De gedachtenwereld van mevrouw Slingerland geeft, voor het eerst in mijn langdurige ervaring, een volstrekt helder beeld van de corrupt geworden maatschappelijke (democratische) praktijk. Mijn ervaring begon destijds te ontwikkelen als beroepsmarinier/paracommando/instructeur kikvorsman; een volstrekt duidelijke (niet democratische) taakverdeling.
    Daarna, als beroepsbrandweerman en -officier (ook ‘en passant’ universitair gevormd) in Amsterdam.
    Daar werd ik geconfronteerd met de soort (organisatie interne leidinggevende) taakcorruptie die mevrouw Slingerland zo helder beschrijft.
    Die organisatie intern kwalitatief veranderen zag ik destijds (midden jaren ’60) niet als mogelijk; wel nam ik toen de daartoe beschikbaar komende functie van ‘hoofd officiersopleidingen’ aan.

    Ondanks de, m.i. doelgerichte heersende wettelijke regelingen, t.a.v. toelatings- en exameneisen,
    werden deze, nota bene door de hoofdinspecteur voor het brandweerwezen(!), gesaboteerd/genegeerd.

    100 % verzet daartegen, door de directeur van de Rijksbrandweeracademie en mijzelf, werd gevolgd door zijn overplaatsing en mijn schorsing met ‘voornemen tot ontslag’.
    De toen bestaande commissie, die dat ontslag eerst op inhoudelijke gronden moest beoordelen, kwam tot een uitgebreide en voor mijn persoon uiterst positief onderbouwde afwijzing daarvan.

    Daarop volgde dan een voorstel tot eervol ontslag ‘op wederzijds goedvinden’; de zogenaamde ‘gouden handdruk’. Te weten, qua daarbij verhoogd(!) salaris, betaalde tijd (een kleine 40 jaar) tot aan en met behoud van daarna ‘maximaal’ pensioen.

    Ik was zeker niet trots daarop, maar zag binnen ‘de brandweer’ geen redelijke taakuitvoering meer; het geheel van de wettelijke brandweerzorg was, voor mij onherstelbaar, gedegenereerd.

    Toen kwamen ook nog de grote brandrampen; zij het met tussenpozen (Marbon, Culemborg, Schiphol, Enschede, Volendam, etc.).

    Vooral het onderzoek na de Vuurwerkramp door betaalde onderzoekers (cie. Oosting) was een (zwaar betaalde) grote bron van verwarring.
    Immers er werden zo’n viertal, qua inhoud zeer verschillende rapporten geschreven.
    1 schriftelijke (3 dikke delen; van meer dan 1000 pagina’s; te koop voor meer dan 100 gulden) en meerdere (3), gratis te downloaden digitale, inhoudelijk en qua omvang sterk van elkaar afwijkende en zeer verwarrend vrijwel gelijk benoemde ‘rapporten vuurwerkramp’!

    In de media ontstond daarop, door deze op elkaar qua benaming gelijke, doch onvergelijkbaar inhoudelijke(!) bronnen, ook nog eens een onnavolgbare ‘Babylonische spraakverwarring’!
    Deze ‘Babylonische spraakverwarring’ werkte m.i. ook nog en zeer noodlottig voor de slachtoffers, door in rechtszaken,

    Zo kan men een ‘oorverdovende’ ramp tot een ‘democratisch’ betaald en voor het bestuur ‘lucratief’ zwijgen brengen!

    Wellicht kan prof.dr. Willeke Slingerland dit ‘verwerken’.

Plaats uw reactie

Your email address will not be published. Required fields are marked *