
“Goed melderschap” volgens het Huis voor Klokkenluiders
Op 1 mei 2019 publiceerde het Huis voor Klokkenluiders zijn eerste twee onderzoeksrapporten. Beide gingen over de bejegening van de melder door de werkgever. De vraag in de eerste zaak was: had de werkgever, een bedrijf waar een misstand was ten aanzien van het gebruik van een keurmerk, de melder benadeeld als gevolg van zijn melding van een misstand, en hoe? De conclusie was dat van ongeoorloofde benadeling, in de vorm van door de kantonrechter geaccordeerd ontslag, het geval was. De melder had volgens de interne regels de misstand gemeld en zich niet neergelegd bij de wijze van afhandeling daarvan. Daarbij was hij binnen de grenzen de grenzen gebleven, want “Deze opstelling wordt naar het oordeel van de afdeling Onderzoek gerechtvaardigd gezien de wijze waarop de werkgever met verzoeker en zijn melding omging.” De medewerker had zich volgens het Huis als een “goed melder” gedragen. Het Huis volgt het oordeel van de kantonrechter dus niet.
Niet elke rapportage is een klokkenluidersmelding
De tweede zaak betrof volgens het Huis geen melding van een misstand, het illegaal storten van bermafval door een gemeente, volgens de gemeentelijke regeling. Het ging namelijk om het tot twee maal toe rapporteren hierover in het kader van reguliere werkzaamheden van de ambtenaar als toezichthouder. Na de tweede rapportage hierover besloot de gemeente op te houden met de misstand, de illegale stort. Echter, in de jaren voorafgaand en na de rapportages waren er volgens het onderzoek al arbeidsgeschillen. Gedurende zeven jaren kwam in deze geschillen de misstand niet aan de orde. Om deze reden had het ontslag, na een reeks van arbeidsrechtelijke kwesties, geen relatie met de misstand.
Deze twee rapporten maken de lezer nieuwsgierig naar de eerste onderzoeksresultaten naar misstanden zelf. Wat opvalt in beide rapportages is het heldere taalgebruik en de tijdlijnen die veel duidelijk maken over het chronologisch verloop van de zaken. Hiermee kunnen andere instanties, waaronder de rechterlijke macht, hun voordeel doen. Ook kunnen zij aan de slag met het begrip “goed melderschap” en de vraag wanneer er sprake is van een klokkenluidersmelding. Hierover zal ik binnenkort annoteren in Jurisprudentie voor Gemeenten.
Caroline Raat